ECLI:NL:RVS:2023:3678

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
202203860/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige voorziening bestemmingsplan Wijchen na deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening die eerder was getroffen in een geschil over het bestemmingsplan voor de realisatie van een woning in Wijchen. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Wijchen op 26 april 2022, was eerder geschorst op 11 januari 2023, omdat er twijfels bestonden over de impact van het plan op de bedrijfsvoering van een nabijgelegen agrarisch bedrijf. Dit bedrijf, aangeduid als [partij], vreesde dat de woning niet zou passen in de openheid van het landelijke gebied en dat het plan haar uitbreidingsmogelijkheden zou beperken.

Na de schorsing heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) een deskundigenonderzoek uitgevoerd en op 1 juni 2023 een verslag uitgebracht. De verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], hebben verzocht om opheffing van de schorsing, stellende dat de twijfels over het bestemmingsplan zijn weggenomen. De raad van de gemeente Wijchen steunde dit verzoek. [partij] daarentegen betoogde dat het STAB-verslag onvoldoende was om de schorsing op te heffen, en dat er nog steeds twijfels bestonden over de gevolgen van het plan voor haar bedrijfsvoering.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat het STAB-verslag voldoende duidelijkheid bood en dat de belangen van de verzoekers om snel met de bouw van de woning te kunnen beginnen zwaarder wogen dan de belangen van [partij]. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten de voorlopige voorziening op te heffen, waardoor het bestemmingsplan in werking treedt. De raad van de gemeente Wijchen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202203860/3/R4.
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de bij uitspraak van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:49, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[partij], gevestigd te Wijchen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 11 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:49) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het besluit van de raad van 26 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] Wijchen", geschorst.
[verzoekers] hebben verzocht om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening.
[partij] en [verzoekers] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 22 september 2023, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. M. van Moorsel, advocaat te Nijmegen, de raad, vertegenwoordigd door ing. L.E.A. Houben, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.A. Patandin, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de realisatie van één woning op de gronden aan de [locatie 1] in Wijchen. [partij] is een agrarisch bedrijf dat is gevestigd op een perceel dat grenst aan het plangebied. [partij] heeft beroep ingesteld tegen het plan. Zij vreest met name dat het plan leidt tot een beperking van haar bedrijfsvoering en dat de woning niet past in de openheid van het landelijke gebied.
2.1.    De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft in de uitspraak van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:49, het plan geschorst omdat de door [partij] aangevoerde gronden aanleiding gaven voor twijfel of het plan in de bodemprocedure in stand kan blijven. De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak overwogen dat er verschillende vragen zijn gerezen over of het plan de huidige bedrijfsvoering en de toekomstige uitbreidingswensen van [partij] beperkt en of de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat het plan past binnen de regels voor activiteiten en ontwikkelingen in een Groene ontwikkelingszone, als bedoeld in artikel 2.52 van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.
2.2.    Op 12 januari 2023 heeft de Afdeling in de bodemprocedure de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: STAB) als deskundige benoemd om een onderzoek in te stellen in deze zaak. Op 1 juni 2023 heeft de STAB een verslag uitgebracht.
Het verzoek
3.       Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen. [verzoekers] hebben verzocht om opheffing van de schorsing. Onder verwijzing naar het uitgebrachte verslag van de STAB betogen zij dat schorsing van het bestemmingsplan niet meer nodig is. Zij voeren hiertoe aan dat de ontstane vragen en twijfels over het plan zijn weggenomen. Zij hebben verder aangevoerd dat zij belang hebben bij de opheffing van de schorsing, omdat zij zo snel mogelijk willen starten met voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van de woning.
4.       De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij ook aanleiding ziet om de schorsing op te heffen. [partij] betoogt echter dat het verslag van de STAB onvoldoende aanleiding geeft om de schorsing op te heffen. Volgens haar neemt het STAB-verslag niet de twijfels weg over de invloed van het plan op haar bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden en over de inpassing van dit plan in de omgeving. Zij voert hiertoe onder meer aan dat de STAB onvoldoende rekening heeft gehouden met de maximale planologische mogelijkheden en ten onrechte heeft geconcludeerd dat de uitbreidingsmogelijkheden niet worden beperkt. Ook twijfelt zij aan de betrouwbaarheid van de oplegnotitie die en het ecologisch advies dat de STAB heeft betrokken bij de beantwoording van de vraag of vereisten uit de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland een belemmering vormen.
Beoordeling van het verzoek
5.       De voorzieningenrechter leidt uit het verslag van de STAB van 1 juni 2023 af dat het plan volgens de STAB de uitbreidingsmogelijkheden van [partij] niet onevenredig benadeelt en dat bij de landschappelijke inpassing rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone, bedoeld in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland. De voorzieningenrechter ziet in de door [partij] aangevoerde theoretische mogelijkheid dat hij op enig moment zou kunnen gaan uitbreiden door de werktuigloodsen F en G om te vormen tot veestallen onvoldoende aanleiding om op dit moment aan de conclusies van de STAB te twijfelen en komt tot het voorlopig oordeel dat in het verslag van de STAB de in de uitspraak van 11 januari 2023 geuite twijfels afdoende zijn weggenomen. Niet alleen heeft [partij] dit betoog niet naar voren gebracht bij de STAB, zodat daar geen rekening mee is gehouden, maar daarnaast heeft zij volstaan met een weinig concreet idee, waarbij de vraag of deze realistisch en uitvoerbaar zal zijn niet zonder meer positief kan worden beantwoord.
6.       De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de eerder getroffen voorziening op te heffen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van [verzoekers] om zo snel mogelijk met de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van de woning te kunnen starten nu zwaarder dan het belang van [partij] dat het plan niet in werking treedt totdat op haar beroep is beslist. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit het verslag van de STAB blijkt dat door het plan de bedrijfsvoering van [partij] zoals die nu bestaat, niet wordt beperkt en dat toekomstige reële uitbreidingsmogelijkheden evenmin onevenredig worden beperkt.
7.       In de omstandigheid dat partijen het erover eens zijn dat het landschappelijke inpassingsplan per abuis deels betrekking heeft op gronden die buiten het plangebied liggen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de gronden waar het om gaat in eigendom zijn van [verzoeker A] en dat voldoende aannemelijk is dat dit reparabel is en niet blijvend aan uitvoering van het plan in de weg zal staan.
Conclusie
8.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [verzoekers] toe.
8.1.    Dit betekent dat het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] Wijchen", zoals de raad dat op 26 april 2022 heeft vastgesteld, in werking treedt.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft op de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 januari 2023, in zaak nr. 202203860/2/R4.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023
897