ECLI:NL:RVS:2023:3675
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor vreemdelingen
Op 4 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 september 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 mei 2023 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, hebben hoger beroep ingesteld omdat zij van mening waren dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de geldigheid van het door Frankrijk verstrekte visum op het moment van hun asielaanvragen niet relevant was.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Hoewel de vreemdelingen terecht aanvoerden dat de rechtbank een fout had gemaakt in haar overwegingen, was de conclusie van de rechtbank dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvragen van de vreemdelingen op basis van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening, juist. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.