ECLI:NL:RVS:2023:3656
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 29 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 7 augustus 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht geoordeeld en de motivering van de rechtbank wordt overgenomen. De Afdeling ziet geen aanleiding om de bewaring onrechtmatig te achten en verklaart het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de Afdeling de zaak zonder verdere motivering heeft behandeld, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.