ECLI:NL:RVS:2023:3639

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
202305938/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 september 2023, waarin het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen, ongegrond werd verklaard. De vreemdeling was in hoger beroep gegaan, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam. De rechtbank had in haar uitspraak de vreemdeling niet in het gelijk gesteld en ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De Raad van State heeft op 28 september 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegewezen aan de vreemdeling, ondanks dat de vreemdeling terecht had geklaagd over de grondslag van de ophouding. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 3 mei 2018 ter vergelijking. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige en veroordeelde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.511,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202305938/1/V3.
Datum uitspraak: 28 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 september 2023 in zaak nr. NL23.25637 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn eerste grief terecht dat de rechtbank in haar oordeel dat de ophouding op de verkeerde grondslag is gebaseerd ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498, onder 2.2. Dit deel van de grief slaagt.
1.1.    Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hoger beroepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris moet ook de proceskosten van het hoger beroep vergoeden.
3.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 11 september 2023 in zaak nr. NL23.25637, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.      bevestigt de uitspraak voor het overige;
IV.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023
872-1058