ECLI:NL:RVS:2023:3639
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 september 2023, waarin het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen, ongegrond werd verklaard. De vreemdeling was in hoger beroep gegaan, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam. De rechtbank had in haar uitspraak de vreemdeling niet in het gelijk gesteld en ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De Raad van State heeft op 28 september 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegewezen aan de vreemdeling, ondanks dat de vreemdeling terecht had geklaagd over de grondslag van de ophouding. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 3 mei 2018 ter vergelijking. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige en veroordeelde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.511,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.