ECLI:NL:RVS:2023:3629

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
202108214/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Raadhuisstraat ong., Moergestel en de gevolgen voor de omgeving

Op 27 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Raadhuisstraat ong., Moergestel". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Oisterwijk op 14 oktober 2021, voorziet in de bouw van 15 appartementen voor senioren met bijbehorende parkeerplaatsen. Het perceel ligt aan de Raadhuisstraat in Moergestel en is momenteel onbebouwd. De appellanten, waaronder de Stichting Dorpsraad Moergestel en omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat en de cultuurhistorische waarden van het gebied. De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 21 juli 2023, waar de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De Afdeling heeft in haar overwegingen gekeken naar de verschillende beroepsgronden van de appellanten, waaronder de noodzaak van de woningen, de effecten op het milieu, de verkeerssituatie en de cultuurhistorische waarden. De Afdeling concludeert dat de raad voldoende onderzoek heeft gedaan naar de behoefte aan de woningen en dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook is er geen aantasting van de ecologische waarden van het Natuurnetwerk Nederland aangetoond. De Afdeling oordeelt dat de verkeerssituatie aanvaardbaar is en dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare geluidhinder of parkeeroverlast.

De conclusie van de Afdeling is dat de beroepen ongegrond zijn en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak bevestigt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving en dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan de voordelen van de ontwikkeling.

Uitspraak

202108214/1/R1.
Datum uitspraak: 27 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Stichting Dorpsraad Moergestel, gevestigd te Moergestel, gemeente Oisterwijk,
2.       [appellanten sub 2], beiden wonend te Moergestel, gemeente Oisterwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Raadhuisstraat ong., Moergestel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Stichting Dorpsraad Moergestel (hierna: de Stichting) en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[bedrijf] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Stichting, [appellanten sub 2] en [bedrijf] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 juli 2023, waar de Stichting, en [appellanten sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. R.J. Wevers, advocaat te 's-Hertogenbosch, en mr. R.H.J.J. de Hoon, vergezeld van [appellant sub 2A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A. Mohuddy en mr. E.P. Euverman, beiden advocaat te Breda, vergezeld van C.M. Oldenhaven, zijn verschenen. Ook is op de zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, vergezeld van [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan voorziet in de bouw van 15 appartementen voor senioren, met bijbehorende parkeerplaatsen op het perceel aan de Raadhuisstraat ongenummerd in Moergestel in de gemeente Oisterwijk. Daartoe is aan het perceel de bestemming "Wonen - Woningen" toegekend. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door een uitbreiding van Moergestel en het buitengebied en aan de westzijde door centrumfuncties. Om het perceel heen zijn diverse maatschappelijke functies en woningen gelegen. In het vorige plan was aan de gronden de bestemming "Gemengd - voorzieningen" toegekend. Het perceel is momenteel onbebouwd.
2.       [appellanten sub 2] wonen in de omgeving van het plangebied en kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat. De Stichting verzet zich met name tegen de omvang van het complex, omdat het plan zal leiden tot een aantasting van het cultureel erfgoed en het groen in de omgeving.
3.       [bedrijf] is initiatiefnemer van het plan.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
5.       De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat het plan in strijd is met de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking zoals geregeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Daartoe voeren zij aan dat geen kwalitatieve behoefte bestaat aan woningen uit het dure segment, omdat uit de Herijkte Woonvisie 2011-2021 en de Brabantse Agenda Wonen blijkt dat met name behoefte bestaat aan woningen uit het middensegment. Daarnaast voeren zij aan dat het huidige aanbod en de zogenoemde harde plancapaciteit ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten. Uit het door de raad aangehaalde Regionaal Kwalitatief Woningbehoefte onderzoek van 17 september 2018 blijkt juist een overschot aan dure appartementen. Zij stellen dat de gegevens uit de plantoelichting niet actueel en te algemeen van aard zijn en voornamelijk betrekking hebben op de huursector. Ter onderbouwing van hun standpunt wijzen zij op de in augustus 2019 vastgestelde "Woningbouwprogrammering 2019 - 2028 gemeente Oisterwijk". Dat stuk bevat volgens hen een beter beeld van de behoefte. Daarin wordt de kwantitatieve opgave voor Moergestel in de periode 2019-2028 gesteld op 197 woningen.
5.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
5.2.    Het plan voorziet in de realisatie van 15 appartementen, zodat het voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. In paragraaf 2.1 van de plantoelichting is ingegaan op de behoefte. De raad heeft zich bij de onderbouwing van de behoefte aan de voorziene woningen gebaseerd op verschillende stukken. Zo is voor de onderbouwing van de kwalitatieve behoefte verwezen naar het Regionaal Kwalitatief Woningbehoefte onderzoek van 17 september 2018 waaruit blijkt dat in Moergestel vraag is naar middeldure koopappartementen. Voor de kwantitatieve behoefte is verwezen naar de Regionale Agenda Wonen Deel A van 15 december 2016 waaruit blijkt dat de benodigde capaciteit voor de gemeente Oisterwijk op basis van regionale woningbouwafspraken voor de periode 2016-2025 op 835 woningen ligt. Verder is in de plantoelichting verwezen naar een enquête van 27 juni 2021 uitgevoerd door de senioren vereniging Oisterwijk (SVO) en een memo van 22 juli 2021 van Jurgens & Van Bemmelen waarin de bestaande behoefte naar dure appartementen is onderschreven. In het verweerschrift is nog verwezen naar het rapport "huisvestingsopgave wonen en zorg" van 15 oktober 2021 van adviesbureau Companen. Dat gaat in op de veranderende vraag naar woonvormen voor mensen met een zorgvraag in de gemeente als gevolg van de vergrijzing. Daaruit volgt dat de vergrijzing in de gemeente leidt tot een toenemende vraag naar woonvormen voor ouderen en dat de beoogde ontwikkeling voor senioren past in het beeld van een geclusterde woonvorm voor ouderen en daarmee voldoet aan die behoefte.
5.3.    Op de zitting hebben de Stichting en [appellanten sub 2] verduidelijkt, dat er geen behoefte is aan dit type appartementen in het dure segment, omdat daarin al voldoende is voorzien en er zelfs een overschot is. De Afdeling vat deze grond dan ook zo op dat appellanten vooral de kwalitatieve behoefte in twijfel trekken. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de hiervoor genoemde stukken zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat de raad zich daarop niet mocht baseren. Uit de plantoelichting blijkt dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Deze conclusie wordt in het verweerschrift ondersteund met recente gegevens. Daarmee heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat het plan voorziet in een behoefte. Daarbij is mede van belang dat de raad onder verwijzing naar het rapport van 15 oktober 2021 aannemelijk heeft kunnen achten dat het plan, ook bij een lagere behoefte in aantallen appartementen, niet een zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit zal leiden tot een onaanvaardbare situatie. De Stichting en [appellanten sub 2] hebben onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de beschrijving van de behoefte aangedragen. Het plan is niet in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro vastgesteld.
Het betoog faalt.
Interim Omgevingsverordening
6.       De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat het plan in strijd is met artikel 3.16, eerste lid, van de Interim Omgevingsverordening, omdat in de plantoelichting niet is aangegeven op welke wijze negatieve effecten van het plan worden beperkt en in hoeverre compensatie noodzakelijk is. In dat kader voeren zij aan dat de huidige kale vlakte rondom de voormalige pastorie een open verbinding met het dal van de Reusel vormt en dat niet is onderbouwd wat het effect van het plan op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) is. In het advies van 1 januari 2022 wordt ten onrechte waarde toegekend aan de omstandigheid dat het Medisch centrum al is gebouwd.
6.1.    Artikel 3.16, eerste lid, van de Interim Omgevingsverordening luidt: "In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig artikel 3.22 Compensatie."
6.2.    In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is ingegaan op de Interim Omgevingsverordening. In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is ingegaan op het NNN. Daaruit volgt dat hiernaar onderzoek is verricht. De resultaten staan in het rapport "Quickscan flora en fauna" van Tritium Advies van 29 juli 2021, welk rapport als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd. Daarin staat dat het plangebied geen deel uitmaakt van het NNN, maar op 60 m afstand van het NNN ligt. De ligging van het plangebied in de nabijheid van het NNN en de waarden van het gebied zijn in de afweging betrokken. Gezien de aard van de ontwikkeling en afstand tot het NNN en de omstandigheid dat tussen het plangebied en het NNN een zorgcentrum ligt, wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. De raad heeft zich daarop mogen baseren. Onder verwijzing naar die conclusies heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot aantasting, ook niet van de beekzone. In het verlengde daarvan bestaat ook geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening. De enkele stelling dat ter plaatse sprake is van een ecologische verbinding leidt niet tot een ander oordeel. De raad heeft op de zitting voldoende toegelicht dat het nabijgelegen NNN betrekking heeft op bescherming van de beekwaarden van de Reusel. Er is inderdaad een open verbinding ten zuiden van het zorgcentrum, maar gelet op het feit dat uit de Quickscan blijkt dat er geen bijzondere natuurwaarden aanwezig zijn in het plangebied en gelet op de afstand is het niet aannemelijk dat er verstorende effecten optreden, aldus de raad. De Afdeling is met de raad van oordeel dat er weliswaar sprake is van een open verbinding, maar dat niet is gebleken dat dit een ecologische verbindingszone is, die beschermd moet worden.
Het betoog faalt.
7.       De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.42, tweede lid, onder d, van de Interim Omgevingsverordening. In dat artikellid staat dat rekening moet worden gehouden met klimaatverandering, terwijl daaraan in de plantoelichting geen aandacht is besteed.
7.1.    Artikel 3.42, tweede lid, onder d, de Interim Omgevingsverordening luidt: "Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
[…];
d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
[…]."
7.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende gemotiveerd op welke wijze invulling is gegeven aan de voorwaarden die gelden voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. In paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat dat de Interim Omgevingsverordening geen belemmering vormt voor het plan. In dat kader is in paragraaf 4.4 van de toelichting een beschrijving van de waterbeheersing en -retentie in het plangebied en de benodigde maatregelen opgenomen. Uit de plantoelichting blijkt dat - ondanks het relatief hoge oppervlakte aan verharding - de waterbergingsopgave op eigen terrein wordt opgelost. Deze waterparagraaf is in overleg met het Waterschap De Dommel opgesteld, dat ook met het plan heeft ingestemd. De locatie ligt aan de rand van het dorp, relatief dicht bij de rivier De Reusel. Verder heeft de raad op de zitting toegelicht dat het plan weliswaar zorgt voor de toevoeging van bebouwing en verharding, maar dat voldoende groen wordt behouden en gerealiseerd. Zo blijft tussen het Antoniushuis en het plangebied een groenstrook van 20 m liggen. Onder deze omstandigheden is er volgens de raad geen reden om aan te nemen dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare hittestress. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat door de realisatie van dit plan een zodanige toename van de hittestress zal ontstaan, dat de raad het plan om die reden niet heeft kunnen vaststellen. In het verlengde daarvan bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 3.42, tweede lid, onder d, de Interim Omgevingsverordening.
Het betoog faalt.
Cultuurhistorische waarden en ruimtelijke structuur
8.       De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat het plan leidt tot aantasting van de cultuurhistorische waarden in het gebied. Zij wijzen in dat kader op de omstandigheden dat de Raadhuisstraat een beschermd dorpsgezicht betreft en dat de beoogde ontwikkeling een negatieve invloed heeft op de voormalige pastorie, die is aangewezen als Rijksmonument. In het verlengde daarvan voeren zij aan dat het plan in strijd met de Omgevingsvisie is vastgesteld, omdat daarin het behoud van cultuurhistorische waarden een speerpunt is. Dit plan vormt een aantasting van de identiteit en het dorpse karakter van Moergestel. Ook vrezen zij dat het plan zal leiden tot een aantasting van de kenmerkende open ruimtelijke structuur van het gebied. Dat het complex 40 m naar achter is geplaatst op het perceel vanaf de Raadhuisstraat, maakt niet dat er geen aantasting is. Daardoor staat het juist dicht op het Rijksmonument waarop het zicht wordt aangetast. Zeker als het project in zijn geheel wordt bezien is de inbreuk op beschermde stadsgezichten groot. Ook is de ontwikkeling niet passend, omdat Moergestel wordt gekenmerkt door kleinschalige laagbouw. Verder voeren de Stichting en [appellanten sub 2] aan dat het plan leidt tot aantasting van het groen. In dat verband voeren zij aan dat ten onrechte geen inrichtingsplan is vastgesteld en geborgd. In de raadsvergadering heeft een wethouder namelijk toegezegd dat er over het gebied een openbare doorgang van de Raadhuisstraat naar de Postelstraat zou komen. Het plan is onder deze omstandigheden in strijd met de Woonvisie, omdat de ontwikkeling niet bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
8.1.    In paragraaf 4.9 van de plantoelichting is de raad ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het gebied. Daarin staat dat het plangebied op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is gelegen in de cultuurhistorisch waardevolle regio Meijerij. Verder staat in de plantoelichting dat de ontwikkeling geen nadelige effecten op de cultuurhistorische waarden van het gebied heeft. Daarnaast is ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de Raadhuisstraat is aangewezen als beschermd dorpsgebied. Daarover staat in de plantoelichting dat het plangebied tegen het beschermde dorpsgebied van Moergestel aan is gelegen en dat het plan qua positionering, omvang en maatvoering is afgestemd op de maatverhoudingen van het perceel. De voorziene woningen passen in de beoogde parkachtige setting. In dat kader is in de plantoelichting ingegaan op de Woonvisie en de Omgevingsvisie. De conclusie is dat het plan in zoverre in overeenstemming is met die visies. Het appartementencomplex doet niet af aan de identiteit van Moergestel, maar draagt juist bij aan de ruimtelijke kwaliteit. In het verweerschrift is toegelicht dat de beoogde bebouwing ten opzichte van de Raadhuisstraat 40 m verder naar achter op het perceel ligt. Dit zorgt voor een minder grote massa direct aan de straat zelf. De openheid aan de Raadhuisstraat en de zichtlijnen vanuit het openbaar gebied blijven daarmee grotendeels behouden. Vanaf de Raadhuisstraat is alleen de achterzijde van het Rijksmonument, gelegen aan de Postelstraat 15, zichtbaar. Hoewel de zichtbaarheid van de voormalige pastorie minder wordt, blijft er een zichtlijn aanwezig. Ook blijft tussen het Antoniushuis en de nieuwbouw een strook van ruim 20 m breed vrij van bebouwing. Het kleinschalige karakter van de Postelstraat en Raadhuisstraat blijft daarmee behouden. Volgens de raad heeft het plan daarom geen negatieve invloed op het Rijksmonument of de bestaande stedenbouwkundige waarden in de omgeving. De Afdeling acht deze toelichting voldoende.
Ten behoeve van de ontwikkeling zal een landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld. Daarover zijn afspraken gemaakt met de initiatiefnemer in de anterieure overeenkomst. Daarbij is ook afgesproken dat de wandelpaden in het gebied openbaar toegankelijk moeten zijn. Verder meent de raad dat de stelling dat er een toezegging is gedaan dat er over het gebied een openbare doorgang van de Raadhuisstraat naar de Postelstraat zou komen, onvoldoende is onderbouwd.
De Afdeling vindt dat de raad met deze toelichting voldoende heeft onderbouwd dat het plan niet zal leiden tot aantasting van de cultuurhistorische waarden of de ruimtelijke structuur in het gebied. Daarom is er geen reden voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de Omgevingsvisie en Woonvisie. De Afdeling heeft op grond van het aangevoerde en het behandelde op de zitting niet kunnen vaststellen dat er een toezegging is gedaan dat er een openbare doorgang komt van de Raadhuisstraat naar de Postelstraat.
Het betoog faalt.
Natura 2000
9.       De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat het plan leidt tot stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen. Dit gebied behoort tot de veertien meest stikstofgevoelige natuurgebieden van Noord-Brabant. Zij voeren - kort weergegeven - aan dat de partiële bouwvrijstelling die is geregeld in artikel 2.9a van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in strijd is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn en daarom niet toegepast had mogen worden. Ook voeren zij aan dat de cumulatieve effecten onvoldoende zijn onderzocht. Er treedt in een korte tijd drie keer stikstofdepositie op tijdens de bouwfase zonder dat die uitstoot in samenhang is beoordeeld.
9.1.    [bedrijf] stelt dat het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de weg staat aan vernietiging van het besluit op deze grond. [appellanten sub 2] wonen op te grote afstand om aan te nemen dat het Natura 2000-gebied onderdeel uitmaakt van hun woon- en leefomgeving. Over de Stichting stelt zij dat de statutaire doelstelling niet gericht is op de bescherming van natuurbelangen.
9.2.    De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51, volgt dat een natuurlijk persoon die zich beroept op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, zich beroept op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen. Verder volgt uit de uitspraak dat individuele belangen van een natuurlijk persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie zou zich concreet voordoen ingeval een Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van [appellanten sub 2]. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook hun belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van een woon- en leefomgeving. De afstand tussen het perceel van [appellanten sub 2] en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen is 1 km. Verder bevinden zich tussen het perceel en natuurgebied een woonwijk en industrieterrein. Gelet hierop maakt het Natura 2000-gebied geen deel uit van de leefomgeving van [appellanten sub 2]. De conclusie is dat hun individuele belangen niet verweven zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Deze beroepsgrond kan op basis van artikel 8:69a van de Awb daarom niet leiden tot vernietiging van het plan.
9.3.    Uit de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, volgt verder dat een rechtspersoon waarvan de statutaire doelstelling niet is gericht op de bescherming van natuurbelangen als zodanig, in rechte niet kan opkomen voor het algemeen belang bij de bescherming van de natuurwaarden van een bepaald gebied. Indien echter een rechtspersoon waarvan de statutaire doelstelling niet is gericht op de bescherming van natuurbelangen als zodanig, in lijn met haar statutaire doelstelling, opkomt voor de collectieve belangen van bewoners van een bepaald gebied bij een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving en het Natura 2000-gebied, voor de bescherming waarvan zij in rechte opkomt, deel uitmaakt van de leefomgeving van de bewoners waarvoor de rechtspersoon opkomt, kan niet geoordeeld worden dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van deze rechtspersoon. De Stichting komt in deze procedure, in lijn met haar statutaire doelstelling, op om de belangen van de bewoners van Moergestel bij een goede leefomgeving te behartigen. Ter onderbouwing van het standpunt dat het betrokken Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van de bewoners waarvoor de Stichting opkomt wijst zij op de omstandigheid dat enkele van deze bewoners op korte afstand - namelijk 500 m - van het Natura 2000-gebied wonen. De Afdeling is van oordeel dat in dit geval het Natura 2000-gebied vanwege de afstand geen deel uitmaakt van de leefomgeving van die bewoners. Vergelijk in dat verband ook de uitspraak van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:909. De conclusie is dat geen verwevenheid bestaat tussen de belangen die de Stichting behartigt met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Deze beroepsgrond kan op basis van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het plan.
Verkeer
10.     De Stichting en [appellanten sub 2] vrezen dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast in de omgeving. Daartoe voeren zij aan dat in de berekening van de verkeersgeneratie het gebied ten onrechte is aangeduid als weinig stedelijk. In dat verband wijzen zij op de omstandigheden dat de voorziene ontwikkeling deel uitmaakt van een gefaseerd groter plan en dat het project is gelegen tegenover het Medisch Centrum Moergestel. Dit deel van Moergestel is niet te vergelijken met een gemiddelde stedelijkheidsgraad. Dat de verkeersintensiteit is toegenomen blijkt mede uit het feit dat het parkeerterrein van het Medisch Centrum is uitgebreid met zes parkeerplaatsen.
10.1.  In de zienswijzennota die als bijlage 11 bij de toelichting gevoegd is, staat dat in de huidige situatie sprake is van ongeveer 5.000 verkeersbewegingen per etmaal op de Raadhuisstraat en dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling met ongeveer 109 zal toenemen. Dit is tussen partijen niet in geschil. Wel is de huidige verkeerintensiteit en daardoor ook de intensiteit na de toename door het plan in geschil. De Afdeling ziet geen reden om aan te nemen dat de te verwachten verkeersintensiteit zodanig is dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen. De Raadhuisstraat is een erftoegangsweg met een capaciteit van 4.000-6.000 motorvoertuigen per etmaal. Volgens de raad kan de berekende toename via de Raadhuisstraat worden afgewikkeld. De verwachte verkeersgeneratie is beperkt en niet is gebleken dat deze weg niet de capaciteit heeft om de beperkte toename van de verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling te verwerken. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast in de omgeving.
Het betoog faalt.
11.     [appellanten sub 2] voeren daarnaast aan dat de verkeersdruk in de huidige situatie al problematisch is op de Raadhuisstraat. Zo zijn er vier bushaltes, meerdere zijstraten, het Simonnepaadje, het Medisch Centrum Moergestel en een groot aantal in- en uitritten. Daar komt een nieuwe inrit bij. De verkeerssituatie wordt daardoor onoverzichtelijker en gevaarlijker.
11.1.  De raad stelt dat ter plaatse sprake zal zijn van een aanvaardbare verkeerssituatie. In dat kader is toegelicht dat de Raadhuisstraat aangemerkt is als erftoegangsweg en is ingericht als een 30 km/u-gebied. Gelet hierop en nu de toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling beperkt is, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid.
Het betoog faalt.
Parkeren
12.     De Stichting en [appellanten sub 2] vrezen dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare toename van de parkeeroverlast in de omgeving, omdat bij de berekeningen van de parkeerbehoefte een onjuiste parkeernorm is gehanteerd. Zij voeren aan dat voor alle woningen die deel uitmaken van de ontwikkeling gerekend had moeten worden met de norm die geldt voor het dure segment. Verder voeren zij aan dat als gevolg van de ontwikkeling - in het bijzonder de inpassing van de nieuwe uitrit op de Raadhuisstraat - twee openbare parkeerplaatsen zullen verdwijnen en dat dit zal leiden tot extra parkeerdruk in de omgeving.
12.1.  In paragraaf 3.2 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect parkeren. De raad heeft aan de hand van de Nota Parkeernormen van de gemeente Oisterwijk de parkeerbehoefte berekend. In de plantoelichting staat dat - gelet op de voorziene ontwikkeling en gehanteerde parkeernormen - 31 parkeerplaatsen nodig zijn om in de parkeerbehoefte te voorzien. Daarbij is voor de woningen in het dure segment een parkeernorm van 2,1 en voor die in het middeldure segment een norm van 1,9 gehanteerd. In het aangevoerde bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre onzorgvuldig is voorbereid. Als voor alle woningen zoals De Stichting en [appellanten sub 2] stellen de parkeernorm voor het dure segment zou worden gehanteerd, dan zijn 32 parkeerplaatsen benodigd. Het gaat dus slechts om een extra parkeerplaats. Er is in zoverre geen reden om aan te nemen dat binnen het plangebied niet in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien. Ter waarborging van voldoende parkeergelegenheid is in artikel 9 van de planregels een zogenoemde dynamische verwijzing naar de Parkeernormennota opgenomen. Verder staat in de plantoelichting dat de parkeerplaatsen op eigen terrein zullen worden gerealiseerd. Gelet daarop bestaat in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat onvoldoende is gewaarborgd dat het benodigde aantal parkeerplaatsen zal worden gerealiseerd. De raad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de ontwikkeling niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast.
Het betoog faalt.
Inrit
13.     [appellanten sub 2] betogen dat de voorziene inrit ten koste gaat van openbaar groen en twee openbare parkeerplaatsen.
13.1.  In de zienswijzennota staat dat het plangebied wordt ontsloten via de nieuwe inrit aan de Raadhuisstraat, dat dit een erftoegangsweg betreft en dat de aan te leggen inrit niet afdoet aan het beeld ter plaatse. Er moeten wel enkele bomen worden gekapt. De raad heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat de realisatie van de inrit ten koste gaat van openbaar groen. Verder stelt de Afdeling vast dat zich ter plaatse van de beoogde inrit geen openbare parkeerplaatsen bevinden. Dat betoog mist dus feitelijke grondslag.
Het betoog faalt.
Geluid
14.     De Stichting en [appellanten sub 2] vrezen dat geluidhinder zal worden ondervonden als gevolg van de toename in verkeersintensiteit vanwege het plan. In dat kader voeren zij aan dat het akoestisch onderzoek gebaseerd is op verouderde gegevens, omdat het aantal verkeersbewegingen onjuist is vastgesteld. Daarnaast vrezen [appellanten sub 2] voor overlast door stemgeluid, omdat de ontwikkeling te dicht tegen hun perceel is gelegen.
14.1.  In paragraaf 4.3 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect geluid. Ten behoeve van het plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten staan in het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Raadhuisstraat ong. Moergestel" van 3 augustus 2021 dat als bijlage 4 bij de plantoelichting is gevoegd. Onder verwijzing naar dat akoestisch onderzoek stelt de raad dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare geluidhinder. Daarin is geconcludeerd dat de door de raad gehanteerde geluidsnormen ter plaatse van de woningen niet worden overschreden. De Stichting heeft dit niet bestreden. Er bestaat verder ook geen grond voor het oordeel dat het aantal verkeersbewegingen onjuist is vastgesteld. De Afdeling verwijst naar wat hierover al onder 10.1 is overwogen. Daarnaast stelt de raad dat het plan niet leidt tot een zodanige toename van geluid dat ter plaatse van de percelen van [appellanten sub 2] sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. In de zienswijzennota staat in zoverre dat het aantal verkeersbewegingen op de Raadhuisstraat met ongeveer 109 zal toenemen en dat de toename van geluid zodanig gering zal zijn dat deze niet waarneembaar is. De Afdeling vindt het aannemelijk dat de geringe toename van geluid niet waarneembaar is. Daarbij betrekt de Afdeling dat de afstand tussen de percelen van [appellanten sub 2] en het bouwvlak ongeveer 50 m en 15 m bedraagt. Verder was het niet nodig om onderzoek te doen naar het stemgeluid. De raad heeft eventuele hinder als gevolg van stemgeluid gelet op de afstand tussen de percelen en het plangebied acceptabel mogen achten. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad had moeten concluderen dat het plan leidt tot onaanvaardbare geluidhinder.
Het betoog faalt.
Flora en fauna
15.     De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor flora en fauna. Onder verwijzing naar een advies van 1 januari 2022 van het B-team Oisterwijk stellen zij dat het belang van de planlocatie voor de directe omgeving met de huidige situatie rond de voormalige pastorie groter is geworden en negatieve effecten op soorten daarom niet zijn uit te sluiten.
15.1.  De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. De raad mag het plan echter niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
15.2.  In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect flora en fauna. Ten behoeve van het plan is hiernaar onderzoek verricht. De resultaten staan in het rapport "Quickscan flora en fauna Raadhuisstraat Moergestel" van 29 juli 2021, opgesteld door Tritium Advies. Dat rapport is als bijlage 3 bij de plantoelichting gevoegd. Daarin staat dat in en in de nabijheid van het plangebied foeragerende vleermuizen en broedende vogels aanwezig kunnen zijn. Verder staat in de Quickscan dat eventuele effecten door het toepassen van de genoemde aanbevelingen kunnen worden voorkomen en dat een ontheffing van de Wnb voor deze soorten daarom niet nodig is. Onder verwijzing naar een advies van 1 januari 2022 hebben de Stichting en [appellanten sub 2] de juistheid van de bevindingen en conclusies van de uitgevoerde Quickscan bestreden. Daarin worden weliswaar vraagtekens geplaatst bij de uitkomsten van de Quickscan, maar die zijn niet van dien aard dat zij kunnen doen twijfelen aan de inhoud en conclusies van de Quickscan. De conclusies in dat advies zijn te algemeen en er heeft ook geen eigen onderzoek plaatsgevonden waaruit zou blijken dat de resultaten onjuist zijn. Overigens wordt in de Quickscan erkend dat in en nabij het plangebied bepaalde soorten aanwezig kunnen zijn, maar de conclusie is dat geen ontheffing van de Wnb voor deze soorten nodig is. De raad heeft in dat kader toegelicht dat het plangebied na de realisatie, mede met de beoogde groene invulling op en om het terrein, beschikbaar zal blijven als foerageer- en leefgebied voor algemeen voorkomende (niet beschermde) soorten. Naar het oordeel van de Afdeling hebben de Stichting en [appellanten sub 2] onvoldoende concrete aanknopingspunten gegeven op grond waarvan aan de juistheid van de Quickscan moet worden getwijfeld. De raad heeft zich, onder verwijzing daarnaar, op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog faalt.
MER
16.     De Stichting en [appellanten sub 2] betogen dat in de aanmeldnotitie ten onrechte wordt geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten voor het NNN vanwege de aanwezigheid van het Medisch Centrum Moergestel.
16.1.  In paragraaf 4.10 van de plantoelichting is ingegaan op de vraag of het plan belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Omdat het plan onder de drempelwaarden van kolom 2 van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit mer blijft, is een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De resultaten staan in de door Tritium Advies opgestelde "Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling Raadhuisstraat ongenummerd te Moergestel" van 6 augustus 2021. Deze is als bijlage 9 bij de toelichting gevoegd. De conclusie is dat - gelet op de kenmerken, locatie en mogelijke effecten van het project - het plan niet leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu. In het verlengde daarvan hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld. In het aangevoerde bestaat geen grond om aan de conclusie van de m.e.r.-beoordeling te twijfelen.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
17.     Kemps betoogt dat de beoogde ontwikkeling leidt tot vermindering van bezonning van zijn perceel. Volgens hem is daarom ten onrechte geen bezonningsstudie verricht. Daarnaast betoogt hij dat zijn uitzicht onaanvaardbaar zal verminderen. [appellanten sub 2] betogen dat het plan een onaanvaardbare inbreuk op hun privacy tot gevolg heeft. Er kan vanuit de bovenste verdieping van het complex in hun tuinen en woningen worden gekeken.
17.1.  De raad stelt dat voldoende rekening is gehouden met de belangen van Kemps en [appellant sub 2A]. Zo bedraagt de afstand tussen de percelen en het bouwvlak ongeveer 15 m en 50 m. Volgens de raad is dat een aanvaardbare afstand waardoor de privacy geborgd is. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling, mede gelet op de stedelijke omgeving waarin het plan is gesitueerd, dit standpunt kunnen innemen. In het verweerschrift is verder toegelicht dat in het groenplan dat nog zal worden opgesteld om het plan landschappelijk in te passen rekening zal worden gehouden met de privacy van omwonenden. De raad heeft zich onder deze omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat het plan voor Kemps en [appellant sub 2A] geen onaanvaardbare inbreuk op hun privacy meebrengt.
17.2.  Verder erkent de raad dat het uitzicht van Kemps enigszins wijzigt maar ook dat is volgens de raad niet onaanvaardbaar. Nu geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van het uitzicht niet zodanig zwaarwegend is dat daaraan een doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. De raad stelt zich daarnaast op het standpunt dat de woningbouw niet leidt tot onevenredige lichtvermindering. Daartoe heeft hij toegelicht dat de woningen een "setback" krijgen (een terugliggende tweede verdieping). Volgens de raad is enige schaduwwerking niet uitgesloten, maar is deze niet zodanig dat hieraan een doorslaggevend belang moet worden toegekend. De raad heeft zich onder deze omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van het perceel van Kemps geen onaanvaardbare toename van schaduwwerking optreedt.
Het betoog faalt.
Bouwhoogte
18.     [appellanten sub 2] betogen dat het voorziene gebouw 10 m hoog zal zijn, terwijl uit de planregels volgt dat de toegestane hoogtes 7,5 m zijn.
18.1.  Artikel 3.2.2 van de planregels luidt: "Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden;
b. het aantal woningen mag maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
d. in afwijking van het bepaalde onder c. mag de bouwhoogte voor maximaal 90% van het bouwvlak niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag de bouwhoogte voor maximaal 90% van het bouwvlak niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;"
18.2.  Aan de gronden is een woonbestemming met de aanduidingen "bouwvlak", "gestapeld", "maximum aantal wooneenheden 15", "maximum bouwhoogte: 10 m" en "maximum goothoogte: 10 m" toegekend. In artikel 3.2.2, onder c en e, van de planregels is opgenomen dat de bouw- en goothoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m. Verder staat in artikel 3.2.2, onder d en f, van de planregels dat de maximaal toegelaten bouwhoogte van 10 m voor ten hoogste 90% van het bouwvlak is toegestaan. Anders dan [appellanten sub 2] betogen, staat het plan een bouwhoogte van 10 m in zoverre dus toe. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de maximale bouwhoogte van 10 m in dit geval niet aanvaardbaar heeft kunnen achten. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de planregels over de maximaal toegestane bouwhoogten rechtsonzeker zijn.
Het betoog faalt.
Conclusie
19.     De beroepen zijn ongegrond.
20.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzitter
w.g. Dinleyici
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2023
909