ECLI:NL:RVS:2023:360
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 september 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling had op 20 mei 2022 een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd ingewilligd, maar zonder dat er een bestuurlijke dwangsom was vastgesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 januari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.