ECLI:NL:RVS:2023:36
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 4 februari 2020 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 23 september 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 3 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B.J. Strooij, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 januari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 17 augustus 2021, waarin is vastgesteld dat het aan de vreemdeling is om concrete gegevens te verschaffen die een afhankelijkheidsverhouding aantonen, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling hierin niet is geslaagd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.