ECLI:NL:RVS:2023:36

Raad van State

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
202105690/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 4 februari 2020 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 23 september 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 3 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B.J. Strooij, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 januari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 17 augustus 2021, waarin is vastgesteld dat het aan de vreemdeling is om concrete gegevens te verschaffen die een afhankelijkheidsverhouding aantonen, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling hierin niet is geslaagd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202105690/1/V1.
Datum uitspraak: 9 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 3 augustus 2021 in zaak nr. 20/7812 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 23 september 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B.J. Strooij, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 17 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1821, onder 4.1, waaruit volgt dat het in eerste instantie aan een vreemdeling is om concrete gegevens te verschaffen die aannemelijk maken dat een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de vreemdeling hier niet in is geslaagd.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
488-1028