ECLI:NL:RVS:2023:357
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 11 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Echter, de staatssecretaris had niet vastgesteld dat er een bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De rechtbank had op 28 september 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 januari 2023 en op 31 januari 2023 in het digitaal dossier aan partijen ter beschikking gesteld.