202107546/1/R2.
Datum uitspraak: 20 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Uden,
appellanten,
en
1. de raad van de gemeente Uden (thans: Maashorst),
2. het college van burgemeester en wethouders van Uden (thans: Maashorst),
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Wonen Centrum Uden-Zuid" vastgesteld.
Bij besluit van 18 oktober 2021 heeft het college aan BPD Ontwikkeling B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 50 woningen.
Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
BPD en [appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 juni 2023, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de raad en het college, vertegenwoordigd door N.A.C.E. Driessen en E.F.M. Verbruggen, zijn verschenen. Verder is op de zitting BPD, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan "Wonen Centrum Uden-Zuid" en de op 18 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning maken de bouw van 50 woningen mogelijk aan de Wislaan 2 tot en met 28 en Muntmeester 1 tot en met 23a in Uden. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning zijn voorbereid met toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling waardoor voor de mogelijkheid van beroep de besluiten als één besluit worden aangemerkt.
[appellant] en anderen wonen in de buurt van het perceel en vinden dat het grote aantal woningen niet goed ruimtelijk ingepast kan worden. Zij waren graag meer betrokken geweest bij de vormgeving van de woningen.
BPD is de projectontwikkelaar.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Overleg
3. [appellant] en anderen hebben aangevoerd dat onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden met omwonenden in het traject voorafgaand aan het ontwerpplan.
3.1. Naar het oordeel van de Afdeling kan dit betoog geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling overweegt dat het voeren van overleg en bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpplan, geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) geregelde bestemmingsplanprocedure. In zoverre verplicht de wet niet tot inspraak. Verder verplicht ook artikel 2 van de Inspraakverordening de raad niet tot het bieden van inspraak in de planprocedure. Overigens is er op verschillende momenten overleg geweest met de omwonenden, wat ook tot enige aanpassingen van het plan heeft geleid, zoals het verminderen van het aantal woningen van ongeveer 60 naar 50. Het feit dat [appellant] en anderen het niet eens zijn met de uitkomst van het overleg maakt op zichzelf genomen nog niet dat de raad het voorliggende plan niet zo heeft kunnen vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Behoud van duurzame, moderne en parkachtige uitstraling
4. [appellant] en anderen betogen dat het plan ten onrechte voorziet in te omvangrijke woningbouw en te weinig groen wat in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] en anderen stellen dat de raad een beeldkwaliteitsplan had moeten opstellen voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, net zoals de raad dat ooit gedaan heeft voor de in het park gelegen supermarkt. Op die manier had de raad kunnen voorkomen dat de te bouwen woningen de parkachtige inrichting verstoren, terwijl een parkachtige inrichting juist passend is in de omgeving. Daarnaast betogen [appellant] en anderen dat de schuine kap van de te bouwen woningen niet aansluit bij de moderne en duurzame uitstraling van de supermarkt, het park en dus de omgeving.
4.1. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen over de vormgeving van de woningen. Wel is op de verbeelding behorende bij het plan een maximumaantal wooneenheden per bouwblok aangegeven en is een maximum goot- en bouwhoogte opgenomen.
Uit de omgevingsvergunning volgt dat er vergunning is verleend voor 50 woningen met een schuin dak.
4.2. De raad heeft geen beeldkwaliteitsplan voorafgaand aan het plan hoeven vaststellen nu in de Wro of in een ander wettelijk voorschrift geen bepaling staat die de raad daartoe verplicht. Overigens heeft de raad op de zitting toegelicht dat hij een beeldkwaliteitsplan voorafgaand aan het plan niet nodig vond omdat het hier geen zelfbouwkavels betreft, maar een ontwikkelaar de woningbouwplannen realiseert en veelvuldig overleg met de ontwikkelaar heeft plaatsgevonden.
De raad heeft het voorziene aantal van 50 woningen ruimtelijk aanvaardbaar kunnen achten en heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de te realiseren woningen het groene karakter van het Sesterpark niet doorkruisen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de raad belang heeft gehecht aan het voorzien in de bestaande woningnood met de in het plan voorziene woningen, maar ook het belang van het groene karakter van het Sesterpark bij zijn afweging heeft betrokken. De raad heeft de opbouw van de woningen met twee lagen en een schuin dak passend kunnen achten in de omgeving. Daarbij betrekt de Afdeling dat uit de door de raad overgelegde foto’s blijkt dat in de omgeving diverse typen woningen, ook woningen met een schuin dak, aanwezig zijn. De raad heeft toegelicht dat een dergelijke opbouw van twee lagen en een kap zorgt voor een "zachte" overgang tussen woningen en park. Ter bescherming van het groene karakter van het Sesterpark hanteert de raad het uitgangspunt dat het Sesterpark voor minimaal 50% uit groen moet blijven bestaan. Na de realisatie van de woningbouw zal de omgeving volgens de plantoelichting dan ook nog voor 60% uit water en groen bestaan. Het betoog slaagt niet.
Woningtypen
5. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met de woonvisie 2020-2025 van de gemeente Uden. Volgens [appellant] en anderen moet er meer variatie komen in woningtypen voor verschillende huishoudens, zoals seniorenwoningen. Daarnaast betogen zij dat er niet gemotiveerd is waarom er gekozen is voor rij- en eengezinswoningen. De omgeving van het Sesterpark is volgens hen namelijk uitermate geschikt voor seniorenwoningen.
5.1. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen over het type woningen die op het perceel gebouwd moeten worden. Uit de omgevingsvergunning volgt dat er rijtjeswoningen gebouwd gaan worden.
5.2. In de woonvisie 2020-2025 is vanwege woningnood de doelstelling gesteld om in 2030 1.600 nieuwe woningen gebouwd te hebben in de gemeente Uden (thans: Maashorst). In de woonvisie staat niet waar welke woningtypes gebouwd moeten worden, maar wordt als algemene doelstelling wel gestreefd naar een gevarieerd woningaanbod. De raad heeft in de nota van zienswijzen toegelicht dat de woningen die op voorliggende locatie worden gerealiseerd onderdeel uitmaken van het totale woningbouwprogramma van de woonvisie 2020-2025. Het is volgens de raad niet goed mogelijk om op een locatie als Uden-Zuid te voorzien in alle woningtypen, en dus de woonwensen van alle doelgroepen. Dit neemt niet weg dat de voorliggende ontwikkeling voorziet in de in de woonvisie beschreven algemene woningbehoefte. De raad heeft daarmee voldoende aangetoond dat de realisatie van 50 aaneengebouwde woningen past binnen de vraag naar woningen in de gemeente Maashorst. Het betoog slaagt niet.
Verkeer
6. [appellant] en anderen stellen dat het oost-west gelegen loop/fietspad veilig ontsloten moet worden op de Wislaan en Muntmeester. In de plantoelichting staat het pad aangeduid als looproute, terwijl volgens [appellant] en anderen in de werkelijke situatie ook fietsers gebruik maken van het pad.
6.1. De raad heeft bevestigd dat het oost-west gelegen looppad ook gebruikt wordt door fietsers en heeft toegelicht dat hij daar ook rekening mee heeft gehouden bij het voorbereiden en vaststellen van het plan. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan volgt dat bestaande loop- en fietsroutes worden uitgebreid en dat er verschillende aansluitingen komen op de omgeving. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat ook bij de ontsluiting bij de Wislaan en Muntmeester rekening is gehouden met fietsers. Naar het oordeel van de Afdeling is het dan ook niet aannemelijk dat er ter plaatse een verkeersonveilige situatie ontstaat. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tuit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023
425-1045