202105315/3/R3.
Datum uitspraak: 20 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Rotterdam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 14 juni 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2322), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak het daar omschreven gebrek in het besluit van 8 juli 2021 te herstellen. Dit is het besluit waarbij de raad het bestemmingsplan "Oude Noorden en Agniesebuurt" heeft vastgesteld. Deze uitspraak is aangehecht. Bij brief van 6 september 2023 heeft de raad verzocht om de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen tot 1 januari 2024. Bij brief van 7 september 2023 heeft de Afdeling dit verzoek afgewezen.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De Afdeling heeft onder 11.6 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad geen onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de aan de percelen [locatie] in Rotterdam toegekende aanduiding "maximum bouwhoogte 14 m" en de in artikel 7.2.2, onder b en onder 4, van de planregels geboden mogelijkheid om, bovenop de maximum bouwhoogte en direct aansluitend op de dakrand, een dakterras aan te leggen waarbij de gevels als borstwering worden doorgetrokken. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat de raad het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.
3. Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 8 juli 2021 gegrond. Dat besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover het gaat om het plandeel met de bestemming "Gemengd -2" en de aanduiding "maximum bouwhoogte: 14 m", op de percelen [locatie] in Rotterdam.
4. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om, met inachtneming van wat is overwogen onder 14 van die uitspraak, het gebrek in het besluit van 8 juli 2021 te herstellen of in plaats daarvan een nieuw besluit te nemen.
5. Gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, verplicht de tussenuitspraak de raad om het geconstateerde gebrek te herstellen binnen de daarvoor in de uitspraak gestelde termijn. Die termijn eindigde op 6 september 2023. De raad heeft het geconstateerde gebrek in het besluit van 8 juli 2021 niet hersteld, zodat aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht niet is voldaan.
6. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde onderdeel van het plan een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De Afdeling zal daarvoor een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit hoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 8 juli 2021, waarbij het bestemmingsplan "Oude Noorden en Agniesebuurt" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd -2" en de aanduiding "maximum bouwhoogte: 14 m", op de percelen [locatie] in Rotterdam;
III. draagt de raad van de gemeente Rotterdam op om binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak, met inachtneming van wat daarin is overwogen, een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 181,00, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Kemerink op Schiphorst-Hofman, griffier.
w.g. Wortmann
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kemerink op Schiphorst-Hofman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023
933
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2 luidt:
"Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen."
Artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen."
Artikel 8:57 luidt:
"1. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht.
2. Is het beroep reeds ter zitting behandeld, dan kan de bestuursrechter na toepassing van artikel 8:51a bepalen dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft indien:
(…)
b. de termijn als bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid, ongebruikt is verstreken;
(…)
3. Als de bestuursrechter bepaalt dat het onderzoek of het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft, sluit hij het onderzoek."
Artikel 8:72, vierde lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling."
Regel van het bestemmingsplan "Oude Noorden en Agniesebuurt"
Artikel 7.2.2 (Bebouwingsnormen) luidt:
"a. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
b. een dakterras is toegestaan; indien de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw is bereikt, onder de volgende voorwaarden:
(…)
4. de afstand tussen de terrasafscheiding en de dakranden bedraagt minimaal 1,5 meter, de afstand van 1,5 meter geldt niet voor Zwart Janstraat 141-143, mits de gevels als borstwering worden doorgetrokken;
(…)"