ECLI:NL:RVS:2023:3552

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
202202532/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsplan bestemmingsplan Zeist Centrum e.o. en beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders

Op 20 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante], eigenaar van een woning in Zeist, en het college van burgemeester en wethouders van Zeist. De zaak betreft een wijzigingsplan dat op 22 februari 2022 door het college is vastgesteld, waarbij de bestemming van een perceel aan [locatie A] is gewijzigd van 'Bedrijf' naar 'Wonen'. De eigenaar van het perceel, [belanghebbende], wil hier een woning bouwen, terwijl [appellante] vreest voor overlast van de ontsluitingsweg naar de nieuwe woning.

Het college heeft het wijzigingsplan vastgesteld met toepassing van artikel 31.17 van de regels van het bestemmingsplan 'Zeist Centrum e.o.'. Na een beroep van [appellante] heeft het college op 16 mei 2023 het wijzigingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Tijdens de zitting op 6 september 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals [belanghebbende]. De Afdeling heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep van [appellante] tegen het besluit van 16 mei 2023 ongegrond is, terwijl het beroep tegen het eerdere besluit van 22 februari 2022 niet-ontvankelijk is verklaard.

De Afdeling oordeelde dat het college de wijzigingsbevoegdheid correct heeft toegepast en dat de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming is gewaarborgd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de zorgen van [appellante] over overlast niet opwegen tegen de belangen van de eigenaar van het perceel. De Afdeling gelastte bovendien dat het college het griffierecht aan [appellante] vergoedt, omdat het college gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan haar beroep.

Uitspraak

202202532/1/R4.
Datum uitspraak: 20 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Zeist,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeist,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2022 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie A] Zeist" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 16 mei 2023 heeft het college het wijzigingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellante] heeft beroepsgronden ingediend tegen het nieuwe besluit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 6 september 2023, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door G.J. Brinkman, zijn verschenen. Verder is op de zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het plan voorziet in wijziging van de bestemming "Bedrijf" in de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie A] (hierna: het perceel). Het college heeft het plan vastgesteld met toepassing van artikel 31.17 van de regels van het bestemmingsplan "Zeist Centrum e.o.". In het bestemmingsplan is daartoe aan het perceel de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 15" toegekend. De eigenaar van het perceel, [belanghebbende], wil hier een woning bouwen. Voorheen was hier een apk-garagebedrijf gevestigd.
2.       [appellante] is eigenaar van de woning [locatie B] en vreest voor overlast van het gebruik van de naast haar woning gelegen ontsluitingsweg voor de nieuwe woning.
3.       Het college heeft het wijzigingsplan opnieuw vastgesteld om daarmee tegemoet te komen aan wat de voorzieningenrechter van de Afdeling in zijn uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1958, heeft overwogen over de wijzigingsvoorwaarde dat de voorgevel van de woning is gericht op de ontsluiting van de Boschlust. In de nieuwe verbeelding is daartoe aan de zijde van de Boschlust de aanduiding "gevellijn" opgenomen en aan de planregels is toegevoegd dat indien de aanduiding "gevellijn" op de verbeelding is aangegeven, de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gericht op de aangeduide gevellijn.
4.       Het besluit van 16 mei 2023 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling zal eerst het beroep van [appellante] tegen dit besluit beoordelen en vervolgens bezien of nog belang bestaat bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit van 22 februari 2022.
5.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
5.1.    Artikel 31.17 van de regels van het bestemmingsplan luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 15' (Prof. Lorentzlaan 51) te wijzigen in de bestemming Wonen als bedoeld in artikel Artikel 19, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- niet meer dan 1 vrijstaande woning wordt toegestaan;
- de voorgevel van de woning is gericht op de ontsluiting van Boschlust;
- parkeren op eigen terrein geschiedt en/of voldoende nieuwe parkeervoorzieningen in de openbare ruimte worden gecreëerd."
6.       [appellante] betoogt dat er ten onrechte niet in is voorzien dat de voorgevel van de nieuwe woning en de inrit tot het perceel aan de zijde van de Boschlust komen. [appellante] voert aan dat gekozen had moeten worden voor de aanduiding "voorgevellijn" met de uitdrukkelijke vermelding in de planregels van de ontsluiting van het perceel naar de Boschlust. Zij zal dan worden gevrijwaard van overlast van auto’s die via de bestaande inrit langs haar woning rijden.
6.1.    Met wat in het wijzigingsplan met de aanduiding "gevellijn" is vastgelegd, mede gelezen de aanvulling in de planregels, heeft het college de ligging van de voorgevel van de woning naar de Boschlust in het plan vastgelegd. Het college is in zoverre tegemoetgekomen aan wat [appellante] daarover heeft aangevoerd. Dit heeft [appellante] ook ter zitting erkend.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
6.2.    Voor de nieuwe woning zal gebruik worden gemaakt van de bestaande inrit aan de Prof. Lorentzlaan. Voor zover [appellante] ervan uitgaat dat de inrit tot de nieuwe woning aan de kant van de Boschlust moet worden aangelegd, volgt dat niet uit de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan. Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling ook niet uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening van een inrit aan de zijde van de Boschlust hoeven uit te gaan. Het college heeft dat niet gewenst kunnen vinden omdat dit een doodlopende straat is met beperkte keermogelijkheden. Het gebruik van de bestaande inrit vanaf de Prof. Lorentzlaan naar de achterzijde van de nieuwe woning langs de zijgevel met raam van de woning van [appellante] is daarentegen volgens het college een voor de hand liggende keuze. De Afdeling ziet in wat [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierin niet kan worden gevolgd. Het zal dagelijks om ongeveer acht voertuigbewegingen gaan. De Afdeling ziet niet in dat de bewoners van de woning van [appellante] daarvan overlast zullen ervaren. Daarbij was de inrit tot dusver in gebruik bij een apk-garagebedrijf. Door klanten en leveranciers werd langs de woning van [appellante] gereden en ter hoogte daarvan geparkeerd. Het wijzigingsplan zal tot een aanzienlijke afname van het aantal verkeersbewegingen langs de woning van [appellante] leiden. Ook mag worden aangenomen dat de parkeerintensiteit op de inrit zal afnemen.
Het betoog slaagt ook in zoverre niet.
7.       Het beroep tegen het besluit van 16 mei 2023 is ongegrond. Omdat dat besluit daarmee in stand blijft en het besluit van 22 februari 2022 geheel is vervangen, komt aan het wijzigingsplan van 22 februari 2022 geen betekenis meer toe. Onder deze omstandigheden, en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang bij [appellante], blijft een inhoudelijke bespreking van haar beroep tegen het besluit van 22 februari 2022 achterwege. Het beroep tegen dat besluit is niet-ontvankelijk.
8.       [appellante] heeft niet om vergoeding van proceskosten gevraagd. Het college hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden. Omdat het college met het besluit van 16 mei 2023 gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan het beroep van [appellante], zal de Afdeling gelasten dat het college het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zeist van 22 februari 2022 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie A] Zeist" niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zeist van 16 mei 2023 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie A] Zeist" ongegrond;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zeist aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023
371