202304332/1/A2.
Datum uitspraak: 20 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 22 december 2022 en 16 januari 2023 heeft de examencommissie van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht beslist op tien verzoeken van [appellante] over individuele toetsvoorzieningen.
Bij beslissing van 15 juni 2023 heeft het college het door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het beroep ter zitting behandeld op 23 augustus 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, en het college, vertegenwoordigd door X.L. Westenburg, zijn verschenen. Tevens zijn namens de examencommissie mr. dr. E.G.D. van Dongen, voorzitter, en mr. I. van Doorne, ambtelijk secretaris, verschenen. De drie laatstgenoemden hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] volgt de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit in Utrecht. Zij heeft een visuele beperking, die met zich brengt dat zij met haar rechteroog veertig procent minder zicht heeft. Als gevolg hiervan ondervindt zij hinder bij haar studieactiviteiten en heeft zij de examencommissie verzocht om individuele toetsvoorzieningen voor de vakken perspectieven op het recht, inleiding Europees recht, goederenrecht, bestuursrecht, constitutioneel recht, vennootschappen en rechtspersonen en strafprocesrecht. Zij heeft de examencommissie daarnaast verzocht om haar structureel vijftig procent extra tijd te verlenen voor haar tentamens, om haar toe te staan tentamens af te leggen op Remindo en MS Word en om de cijfers die zij heeft gehaald voor de deeltoetsen in haar eerste jaar niet mee te laten tellen.
Besluiten van de examencommissie
2. De examencommissie heeft de verzoeken om individuele toetsvoorzieningen voor de vakken perspectieven op het recht, inleiding Europees recht en goederenrecht bij besluit van 22 december 2022 toegewezen. De examencommissie heeft toegezegd dat [appellante] een extra mogelijkheid krijgt om de eindtoetsen van de vakken perspectieven op het recht en inleiding Europees recht af te leggen, in de vorm van een mondeling, en dat zij voor het vak goederenrecht een eindtoets mag maken die voor honderd procent meetelt. De verzoeken om individuele toetsvoorzieningen voor de vakken bestuursrecht en constitutioneel recht heeft de examencommissie bij besluit van 16 januari 2023 toegewezen. De examencommissie heeft toegezegd dat [appellante] de eindtoets voor het vak bestuursrecht in de vorm van een mondeling tentamen mag afleggen, en dat zij een extra mogelijkheid krijgt om de eindtoets voor het vak constitutioneel recht af te leggen, eveneens in de vorm van een mondeling. Het verzoek om voor het vak vennootschappen en rechtspersonen een eindtoets te maken die voor honderd procent meetelt heeft de examencommissie afgewezen. Dit geldt ook voor het verzoek om het [appellante] toe te staan haar tentamens af te leggen op Remindo en MS Word en het verzoek om de cijfers die zij heeft gehaald voor de deeltoetsen in haar eerste jaar niet mee te laten tellen. Op het verzoek om een individuele toetsvoorziening voor het vak strafprocesrecht en het verzoek om [appellante] structureel vijftig procent extra tentamentijd toe te kennen heeft de examencommissie niet beslist.
Beslissing van het college
3. Het college heeft vastgesteld dat [appellante] het administratief beroep, voor zover dat zag op een individuele toetsvoorziening voor het vak strafprocesrecht, heeft ingetrokken. Het college heeft daarnaast vastgesteld dat op 26 januari 2023 aan [appellante] is meegedeeld dat zij tentamens in het vervolg mag afleggen op Remindo en MS Word. Het college heeft er verder op gewezen dat voor [appellante] een 43 inch beeldscherm is aangeschaft, zodat zij hierop haar tentamens kan maken.
3.1. Het college heeft het administratief beroep van [appellante] ongegrond verklaard.
3.1.1. Het college heeft vastgesteld dat de examencommissie [appellante] voor meerdere vakken een individuele toetsvoorziening heeft aangeboden in de vorm van een mondeling tentamen, om op deze manier tegemoet te komen aan haar visuele beperking. Het college heeft toegelicht dat een mondeling tentamen in beginsel een volstrekt doeltreffende individuele toetsvoorziening is voor iemand met een visuele beperking. Het college heeft er vervolgens op gewezen dat [appellante] pas op 19 februari kenbaar heeft gemaakt dat zij geen mondelinge tentamens wil afleggen, dat zij pas in administratief beroep heeft aangevoerd dat dit te maken heeft met faalangst en dat zij dit heeft onderbouwd met een weinig stellige verklaring van haar psycholoog. Het college is tot het oordeel gekomen dat [appellante] met die verklaring, waaruit niet is op te maken waarop de conclusie is gebaseerd dat een mondeling tentamen slecht te combineren is met haar faalangst, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de examencommissie in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot haar beslissingen om mondelinge toetsen aan te bieden. Het college heeft er vervolgens op gewezen dat de examencommissie desalniettemin bij de cursuscoördinatoren van de betreffende vakken is nagegaan of de door [appellante] voorgestelde individuele schrijfopdrachten ook geschikte toetsvoorzieningen zouden kunnen zijn. De cursuscoördinatoren hebben in reactie daarop uitgelegd waarom een schrijfopdracht niet passend was om alle leerdoelen van de betreffende vakken te halen. Ook heeft het college erop gewezen dat de examencommissie in het verweerschrift van 13 april 2023 nog een andere mogelijkheid heeft geboden, namelijk dat [appellante] voor deze vakken, afgezien van bestuursrecht, ook kan deelnemen aan de reguliere toetsen, op het eerder voor haar aangeschafte grote scherm. Hiermee heeft de examencommissie volgens het college voldaan aan haar inspanningsverplichtingen om passende toetsvoorzieningen te treffen.
3.1.2. Het college is verder tot het oordeel gekomen dat [appellante] niet tijdig beroep heeft ingesteld tegen haar cijfers voor de deeltoetsen in haar eerste jaar en dat die cijfers in rechte vast zijn komen te staan, en dat de examencommissie binnen twee weken een beslissing moet nemen op het verzoek om [appellante] structureel vijftig procent extra tijd te verlenen voor haar tentamens.
Beroep bij de Afdeling
4. [appellante] trekt het beroep, voor zover dat ziet op haar verzoek om de deeltoetsen in haar eerste jaar niet mee te laten tellen, in. [appellante] is het voor het overige niet eens met de beslissing van het college.
4.1. [appellante] betoogt dat het college niet heeft onderkend dat de examencommissie ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de aangeboden mondelinge tentaminering een passende voorziening betreft, gelet op haar faalangst en haar stressklachten. Volgens [appellante] is het afwegingskader of de voorziening passend en doeltreffend is, en houden de cursuscoördinatoren alleen vast aan een mondelinge tentaminering omdat een individuele schrijfopdracht voor hen meer werk oplevert. [appellante] stelt zich verder op het standpunt dat een schrijfopdracht ook geen onevenredige belasting oplevert in de zin van artikel 2 van de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte.
4.2. Ten aanzien van het verzoek om haar tentamens te maken op Remindo en MS Word, betoogt [appellante] dat de examencommissie deze voorziening hangende de beroepsprocedure alsnog heeft toegewezen. Het college had het administratief beroep daarom op dit punt gegrond moeten verklaren en aan haar proceskosten moeten toekennen.
4.3. Ten aanzien van het verzoek om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd te verlenen, betoogt [appellante] dat het college niet heeft onderkend dat de examencommissie geen grond had om de beslissing aan te houden. In het licht daarvan had het college haar administratief beroep gegrond moeten verklaren. Het college had de examencommissie verder niet moeten opdragen binnen twee weken alsnog te beslissen, maar het college had zelf tot het oordeel moeten komen dat deze voorziening aan [appellante] moet worden toegekend. Ter onderbouwing van haar verzoek om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd te verlenen, wijst [appellante] op de door haar overgelegde medische verklaring. Als deze verklaring onvoldoende duidelijk was, had dit voor de examencommissie aanleiding moeten vormen om [appellante] met de verklaring langs de studentendecaan te sturen, om deze kennis te laten nemen van de geanonimiseerde en volledige versie.
Beoordeling van het beroep
5. In de visie van de Afdeling heeft het college terecht geoordeeld dat de examencommissie, anders dan [appellante] betoogt, heeft voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting om doeltreffende aanpassingen te treffen voor [appellante] vanwege haar visuele beperking.
5.1. Het college heeft er terecht op gewezen dat een mondelinge tentaminering in beginsel een doeltreffende individuele toetsvoorziening is voor iemand met een visuele beperking. Het college heeft er eveneens terecht op gewezen dat [appellante] haar stelling, dat de examencommissie gelet op haar faalangst en stressklachten niet heeft mogen beslissen tot een mondelinge tentaminering, in administratief beroep onvoldoende heeft onderbouwd. Het college vond de door [appellante] overgelegde medische verklaring van 8 februari 2023 namelijk weinig stellig, en heeft verder van belang geacht dat uit de verklaring niet valt op te maken op welke bevindingen de inschatting dat de mondelinge tentaminering slecht lijken te combineren met haar ervaring van faalangst en de stressklachten verhogen is gebaseerd. De Afdeling kan dit volgen. [appellante] heeft haar stelling dat een mondelinge tentaminering voor haar geen passende voorziening is in beroep nader onderbouwd met de medische verklaring van 5 juli 2023. In deze verklaring staat dat sprake is van een trauma- of stressgerelateerde stoornis, dat een mondelinge tentaminering haar faalangst lijkt te versterken, dat valt te verwachten dat de klachten van [appellante] maken dat haar functioneren op een onvoorspelbare en wisselvallige manier beperkt zal zijn, en dat [appellante] heeft aangegeven dat een tentamen op een vooraf vastgesteld tijdstip momenteel een sterke trigger is voor haar trauma gerelateerde klachten. Uitvoerend behandelaar en hoofdbehandelaar van [appellante] adviseren gelet daarop om het verzoek van [appellante], om haar in plaats van een mondelinge tentaminering schrijfopdrachten te laten maken, in te willigen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellante] ook met deze medische verklaring niet aannemelijk gemaakt dat een mondelinge tentaminering, ongeacht de wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze plaatsvindt, geen passende voorziening voor haar is, in verband met haar visuele beperking.
5.2. Het college heeft voor haar oordeel verder terecht van belang geacht dat de examencommissie bij de cursuscoördinatoren is nagegaan of de door [appellante] voorgestelde individuele schrijfopdrachten ook doeltreffende individuele toetsvoorzieningen zouden kunnen zijn. De cursuscoördinatoren hebben er niet alleen op gewezen dat een mondelinge tentaminering minder tijd en voorbereiding kost, hetgeen anders dan [appellante] stelt ook relevant kan zijn bij de beoordeling die de examencommissie moet maken, maar ook dat een schrijfopdracht niet geschikt is nu deze andere leerdoelen dient. De Afdeling is in het licht daarvan van oordeel dat inwilliging van de verzoeken van [appellante] afbreuk zou doen aan de kwaliteit van het onderwijs en dat daardoor onvoldoende kan worden getoetst of [appellante] aan de leerdoelen heeft voldaan. De door [appellante] gestelde faalangst en stressklachten kunnen daarom geen grond vormen om haar verzoeken in te willigen.
5.3. Het college heeft er tot slot terecht op gewezen dat de examencommissie verder heeft toegelicht dat [appellante] ook zou kunnen deelnemen aan de reguliere toetsing van alle vakken, behalve bestuursrecht, op het speciaal voor haar aangeschafte grote scherm. [appellante] heeft naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat dit geen passend alternatief voor haar is. Het betoog slaagt niet.
Tentamens afleggen op Remindo en MS Word
6. [appellante] heeft in het door haar overgelegde nadere stuk van 18 augustus 2023 gewezen op correspondentie, waaruit volgt dat de examencommissie op de hoogte was van de omstandigheid dat [appellante] in december 2022 zou worden uitgenodigd om het maken van tentamens op Remindo en MS Word te testen. Uit het verweerschrift van het college blijkt dat het testen uiteindelijk heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023. Desondanks heeft de examencommissie het verzoek van [appellante] bij besluit van 16 januari 2023, drie dagen voordat [appellante] zou gaan testen, afgewezen, omdat het afleggen van tentamens met Remindo en MS Word niet mogelijk zou zijn. [appellante] heeft op 26 januari 2023 van een medewerker ICT bevestigd gekregen dat het maken van tentamens op Remindo en MS Word wel mogelijk is. Op 2 februari 2023 heeft [appellante] administratief beroep ingesteld. Hangende de beroepsprocedure is de verzochte voorziening alsnog toegekend. Met die beslissing is de examencommissie [appellante] gedeeltelijk tegemoetgekomen. Dit betekent dat [appellante] geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het administratief beroep voor zover dit was gericht tegen de afwijzing van deze voorziening. Het college had het administratief beroep in zoverre niet-ontvankelijk moeten verklaren. In de omstandigheid dat is tegemoetgekomen had in dit geval grond moeten zijn gelegen om over te gaan tot proceskostenvergoeding. In zoverre slaagt het betoog.
Structureel vijftig procent extra tentamentijd
7. [appellante] heeft de examencommissie verzocht om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd te verlenen. De examencommissie heeft [appellante] vervolgens meegedeeld dat de door haar overgelegde medische verklaring van mei 2019 onvoldoende was om dit verzoek te onderbouwen. De examencommissie heeft [appellante] toen in de gelegenheid gesteld om haar verzoek nader te onderbouwen. [appellante] heeft in reactie daarop te kennen gegeven dat zij nadere medische gegevens had. Zij zou met de studieadviseur bespreken of het een mogelijkheid zou zijn dat de studieadviseur de medische gegevens zou inzien en dat zij de examencommissie alleen zou vertellen wat nodig was voor de beslissing. [appellante] heeft op zitting bij het college echter aangegeven dat zij een beslissing van de examencommissie wilde, zonder nadere stukken te overleggen. [appellante] betoogt naar het oordeel van de Afdeling terecht dat het college haar beroep, voor zover dat zag op het niet beslissen van de examencommissie op haar verzoek om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd toe te kennen, ten onrechte ongegrond heeft verklaard. [appellante] wordt echter niet gevolgd in haar betoog dat het college de examencommissie niet had moeten opdragen binnen twee weken alsnog te beslissen, maar zelf tot het oordeel had moeten komen dat aan [appellante] structureel vijftig procent extra tentamentijd moet worden toegekend. De Afdeling wijst op artikel 7.61, vijfde lid, van de WHW, waaruit volgt dat het college niet bevoegd is een beslissing te nemen, maar wel kan bepalen dat alsnog in de zaak wordt beslist onder de door het college gestelde voorwaarden. Reeds hierom heeft het college niet zelf een beslissing op het verzoek van [appellante] om structureel vijftig procent extra tentamentijd toe te kennen genomen.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. De beslissing van het college komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het college het administratief beroep met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om het [appellante] toe te staan haar tentamens af te leggen op Remindo en MS Word ongegrond heeft verklaard. Doende hetgeen het college had behoren te doen zal de Afdeling het administratief beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De beslissing van het college komt ook voor vernietiging in aanmerking voor zover het college het administratief beroep met betrekking tot het niet tijdig beslissen van de examencommissie op haar verzoek om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Doende hetgeen het college had behoren te doen zal de Afdeling het administratief beroep in zoverre gegrond verklaren. De Afdeling bevestigt de beslissing van het college voor het overige. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante] gegrond;
II. vernietigt de beslissing van het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht van 15 juni 2023, voor zover het college het administratief beroep met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om het [appellante] toe te staan haar examens af te leggen op Remindo en MS Word ongegrond heeft verklaard;
III. verklaart het administratief beroep in zoverre niet-ontvankelijk;
IV. vernietigt de beslissing van het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht van 15 juni 2023, voor zover het college het administratief beroep met betrekking tot het niet tijdig beslissen van de examencommissie op het verzoek van [appellante] om haar structureel vijftig procent extra tentamentijd toe te kennen ongegrond heeft verklaard;
V. verklaart het administratief beroep in zoverre gegrond;
VI. bevestigt de beslissing van het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht van 15 juni 2023 voor het overige;
VII. veroordeelt het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het administratief beroep en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.868,00;
VIII. gelast dat het college van beroep voor de examens van de Universiteit Utrecht het door appellante betaalde griffierecht ten bedrage van €50,00 voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023
938