ECLI:NL:RVS:2023:3519
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake ophouding door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen op 22 augustus 2023 een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, in hoger beroep is gegaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 september 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep was gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de vraag of de staatssecretaris de vreemdeling in het kader van de ophouding tegemoet is gekomen. De Afdeling oordeelde dat er geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, zoals bepaald in artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling stelde vast dat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken als er geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in dit geval niet aan de orde was.
Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Echter, omdat de rechtbank ten onrechte had vermeld dat hoger beroep mogelijk was, werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.