ECLI:NL:RVS:2023:3513

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
202305474/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 18 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 juli 2021 een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond in besluiten van 22 april 2022 en 22 september 2022. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 27 juli 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken een nieuw besluit moet nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het openbaar en is vastgesteld door mr. C.M. Wissels, met mr. E.G. Nuboer als griffier.

Uitspraak

202305474/2/V1
Datum uitspraak: 18 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 juli 2023 in zaak nr. 22/2206 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2022 en bij aanvullend besluit van 22 september 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.G. Nuboer, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Nuboer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023
927-1060