ECLI:NL:RVS:2023:3510

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
17 september 2023
Zaaknummer
202300732/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake inschrijving Technische Universiteit Eindhoven

In deze zaak heeft de verzoeker, wonend te [woonplaats], op 24 januari 2023 de Technische Universiteit Eindhoven verzocht om inschrijving voor het tweede deel van het studiejaar 2022/2023. Op dezelfde dag heeft de verzoeker de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist dat er connexiteit is tussen het ingediende verzoek en een besluit waartegen beroep is ingesteld, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. In dit geval heeft de verzoeker geen rechtsmiddel ingesteld tegen een op zijn verzoek genomen besluit, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker niet voldoet aan de vereisten van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.

Uitspraak

202300732/1/A2.
Datum uitspraak: 8 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker.
Procesverloop
[verzoeker] heeft de Technische Universiteit Eindhoven op 24 januari 2023 verzocht om inschrijving voor het tweede deel van het studiejaar 2022/2023.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant op diezelfde dag gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft dit verzoek doorgezonden aan de Afdeling.
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2.       De bepalingen van de Awb, die in deze zaak van toepassing zijn, luiden:
Artikel 8:81, eerste lid: "Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijld spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist."
Artikel 8:81, tweede lid: "Indien bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door een partij in de hoofdzaak."
Artikel 8:81, derde lid: "Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door de indiener van het bezwaarschrift, onderscheidenlijk door de indiener van het beroepschrift of door de belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep."
3.       Dit artikel vereist zogeheten connexiteit tussen het ingediende verzoek en een besluit waartegen bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. De voorzieningenrechter kan de in dit artikel gegeven bevoegdheid alleen in die gevallen toepassen.
[verzoeker] heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen een op zijn verzoek genomen besluit. Hij heeft om een voorziening gevraagd omdat hij wil dat er snel op zijn bij de universiteit ingediende verzoek wordt beslist. Gelet op artikel 8:81, eerste tot en met derde lid, van de Awb staat voor [verzoeker] onder die omstandigheden geen mogelijkheid open om te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.       Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
5.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023