ECLI:NL:RVS:2023:351
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na intrekking verblijfsvergunning
Op 27 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft de intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die op 16 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was genomen. De vreemdeling, die tegen deze intrekking in beroep was gegaan, had eerder een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 6 september 2022. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat uit het verzoek niet blijkt van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit betekent dat de rechter geen aanleiding zag om de gevraagde voorziening toe te kennen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 27 januari 2023, en is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. D.I. van Kesteren als griffier.