202104928/1/R4.
Datum uitspraak: 6 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Maastricht,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 6 september 2023 om 14.15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. S. Bechinka
jurist: mr. P. Faasen
Verschenen:
[appellant];
het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.M. Vorstemans.
Bij uitspraak van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1907, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Limburg van 19 juni 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:5561, bevestigd, het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van 10 juli 2019 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Bij besluit van 14 juni 2021 heeft het college vervolgens het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 20 maart 2018 tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras op het pand op het perceel [locatie] te Maastricht gegrond verklaard, voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden en het besluit van 20 maart 2018 voor het overige in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Motivering:
[appellant] ervaart overlast van het gebruik van het vergunde dakterras. Het college heeft overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020 een belangenafweging gemaakt en in het besluit van 14 juni 2021 voorschriften gesteld over de tijdstippen en de wijze waarop het dakterras door de bewoners gebruikt mag worden. Het dakterras mag van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag niet tussen 23.00 en 8.00 uur en op de overige dagen niet tussen 22.00 en 8.00 uur gebruikt worden. Muziek of het veroorzaken van geluidsoverlast is niet toegestaan. Verder zijn open vuur en barbecue op het dakterras niet toegestaan en mag het dakterras door maximaal zeven personen gelijktijdig gebruikt worden. Het houden van feestjes op het dakterras is ook niet toegestaan.
[appellant] komt op tegen de mededeling van het college in het besluit waarin onder meer staat dat in geval van bovenmatige overlast melding bij de politie of de melddesk app gedaan kan worden. Volgens [appellant] is de mededeling onjuist omdat de beginselplicht tot handhaving bij overtreding van de gestelde voorschriften bij het college als bevoegd orgaan ligt. Ook betoogt [appellant] dat uit de praktijk blijkt dat de voorschriften niet kunnen worden gehandhaafd.
De Afdeling overweegt dat de mededeling van het college waar [appellant] op doelt, een informatief karakter heeft en niet is gericht op enig rechtsgevolg. De mededeling strekt er louter toe om [appellant] te informeren met wie hij contact kan opnemen om ervaren overlast te melden. Met de mededeling is niet beoogd om een bevoegdheid, recht of verplichting te doen ontstaan of teniet te doen. De mededeling legt [appellant] geen rechtens bindende verplichting op, onthoudt hem niet enig recht en raakt hem evenmin direct of indirect in zijn rechtspositie. Net zo min wordt de bevoegdheid van het college om bij overtreding van de gestelde voorschriften tot handhaving over te gaan gewijzigd of beperkt door deze mededeling. Aan de op het college rustende beginselplicht tot handhaving doet deze passage ook niet af. Het opnemen van deze passage is niet in strijd met een rechtsregel en kan niet leiden tot het aannemen van een gebrek in het besluit.
[appellant] heeft ter zitting betoogd dat de vergunning niet mocht worden verleend omdat de voorschriften niet gehandhaafd kunnen worden. Volgens [appellant] blijkt dit uit de praktijk, omdat vanuit de gemeente niet adequaat wordt opgetreden tegen de overlast die hij van de bewoners van het perceel [locatie] in Maastricht ondervindt. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de voorschriften in de vergunning evenwel duidelijk en concreet omschreven en kan hier goed op worden gehandhaafd. Er is dus geen sprake van dat een vergunning is verleend terwijl het college op voorhand duidelijk had moeten zijn dat die niet zou kunnen worden gehandhaafd. Het probleem van [appellant] zit in de feitelijke uitvoering van de handhavingspraktijk, waarmee hij slechte ervaringen heeft. Omdat dit gaat over de handhaving valt dit buiten de reikwijdte van deze procedure. Dat kan dus niet leiden tot vernietiging van de vergunning.
Indien [appellant] meent dat de voorschriften worden overtreden, kan hij het college verzoeken handhavend op te treden.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
371-1059