ECLI:NL:RVS:2023:3498

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
202104928/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit omgevingsvergunning dakterras en handhaving voorschriften

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellant], wonend te Maastricht, en het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. Het beroep van [appellant] betreft de omgevingsvergunning voor een dakterras op het perceel [locatie] te Maastricht, die eerder was verleend op 20 maart 2018. De Afdeling had in een eerdere uitspraak op 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1907, het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college gegrond verklaard en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op bezwaar. Dit leidde tot een besluit van 14 juni 2021, waarin het college het bezwaar van [appellant] gegrond verklaarde en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbond.

De Afdeling heeft het beroep van [appellant] tegen het besluit van 14 juni 2021 ongegrond verklaard. [appellant] ervaart overlast van het gebruik van het dakterras en betoogt dat de voorschriften niet kunnen worden gehandhaafd. De Afdeling overweegt dat het college een belangenafweging heeft gemaakt en dat de voorschriften duidelijk zijn omschreven. De mededeling van het college over het melden van bovenmatige overlast is van informatieve aard en legt geen bindende verplichtingen op aan [appellant]. De Afdeling concludeert dat de vergunning niet vernietigd kan worden op basis van de handhaving van de voorschriften, aangezien dit buiten de reikwijdte van de procedure valt. [appellant] kan het college verzoeken om handhavend op te treden indien hij meent dat de voorschriften worden overtreden. Het college is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202104928/1/R4.
Datum uitspraak: 6 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Maastricht,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 6 september 2023 om 14.15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. S. Bechinka
jurist: mr. P. Faasen
Verschenen:
[appellant];
het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.M. Vorstemans.
Bij uitspraak van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1907, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Limburg van 19 juni 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:5561, bevestigd, het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van 10 juli 2019 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 14 juni 2021 heeft het college vervolgens het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 20 maart 2018 tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras op het pand op het perceel [locatie] te Maastricht gegrond verklaard, voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden en het besluit van 20 maart 2018 voor het overige in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Motivering:
[appellant] ervaart overlast van het gebruik van het vergunde dakterras. Het college heeft overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020 een belangenafweging gemaakt en in het besluit van 14 juni 2021 voorschriften gesteld over de tijdstippen en de wijze waarop het dakterras door de bewoners gebruikt mag worden. Het dakterras mag van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag niet tussen 23.00 en 8.00 uur en op de overige dagen niet tussen 22.00 en 8.00 uur gebruikt worden. Muziek of het veroorzaken van geluidsoverlast is niet toegestaan. Verder zijn open vuur en barbecue op het dakterras niet toegestaan en mag het dakterras door maximaal zeven personen gelijktijdig gebruikt worden. Het houden van feestjes op het dakterras is ook niet toegestaan.
[appellant] komt op tegen de mededeling van het college in het besluit waarin onder meer staat dat in geval van bovenmatige overlast melding bij de politie of de melddesk app gedaan kan worden. Volgens [appellant] is de mededeling onjuist omdat de beginselplicht tot handhaving bij overtreding van de gestelde voorschriften bij het college als bevoegd orgaan ligt. Ook betoogt [appellant] dat uit de praktijk blijkt dat de voorschriften niet kunnen worden gehandhaafd.
De Afdeling overweegt dat de mededeling van het college waar [appellant] op doelt, een informatief karakter heeft en niet is gericht op enig rechtsgevolg. De mededeling strekt er louter toe om [appellant] te informeren met wie hij contact kan opnemen om ervaren overlast te melden. Met de mededeling is niet beoogd om een bevoegdheid, recht of verplichting te doen ontstaan of teniet te doen. De mededeling legt [appellant] geen rechtens bindende verplichting op, onthoudt hem niet enig recht en raakt hem evenmin direct of indirect in zijn rechtspositie. Net zo min wordt de bevoegdheid van het college om bij overtreding van de gestelde voorschriften tot handhaving over te gaan gewijzigd of beperkt door deze mededeling. Aan de op het college rustende beginselplicht tot handhaving doet deze passage ook niet af. Het opnemen van deze passage is niet in strijd met een rechtsregel en kan niet leiden tot het aannemen van een gebrek in het besluit.
[appellant] heeft ter zitting betoogd dat de vergunning niet mocht worden verleend omdat de voorschriften niet gehandhaafd kunnen worden. Volgens [appellant] blijkt dit uit de praktijk, omdat vanuit de gemeente niet adequaat wordt opgetreden tegen de overlast die hij van de bewoners van het perceel [locatie] in Maastricht ondervindt. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de voorschriften in de vergunning evenwel duidelijk en concreet omschreven en kan hier goed op worden gehandhaafd. Er is dus geen sprake van dat een vergunning is verleend terwijl het college op voorhand duidelijk had moeten zijn dat die niet zou kunnen worden gehandhaafd. Het probleem van [appellant] zit in de feitelijke uitvoering van de handhavingspraktijk, waarmee hij slechte ervaringen heeft. Omdat dit gaat over de handhaving valt dit buiten de reikwijdte van deze procedure. Dat kan dus niet leiden tot vernietiging van de vergunning.
Indien [appellant] meent dat de voorschriften worden overtreden, kan hij het college verzoeken handhavend op te treden.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
371-1059