ECLI:NL:RVS:2023:3485

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
202302949/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging inschrijving voltijd student en verzoek om inschrijving als extraneus aan de Universiteit van Amsterdam

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 september 2023 uitspraak gedaan over het beroep van [appellante], die haar inschrijving als voltijd student van de premaster Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam per 1 januari 2023 beëindigd zag. [appellante] had verzocht om per 1 februari 2023 als extraneus te worden ingeschreven, maar dit verzoek werd door het college van bestuur van de universiteit afgewezen. De reden voor de beëindiging van haar inschrijving was dat zij sinds september 2022 door ziekte geen tentamens had kunnen maken. [appellante] volgde sinds februari 2021 onderwijs aan de universiteit, maar haar verzoek om als extraneus in te schrijven werd afgewezen omdat de aard van het onderwijs zich daartegen verzet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college terecht had besloten dat inschrijving als extraneus niet mogelijk was, aangezien de vakken in de bachelorfase een aanwezigheidsplicht kennen. Het college had ook aangegeven dat er alternatieven waren, zoals inschrijving via Open UvA, hoewel dit duurder was. De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202302949/1/A2.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen,
appellante,
en
het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
De inschrijving van [appellante] als voltijd student van de premaster Rechtsgeleerdheid is per 1 januari 2023 beëindigd. Het verzoek van [appellante] om per 1 februari 2023 als extraneus te worden ingeschreven aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid is afgewezen.
Bij beslissing van 8 mei 2023 heeft het college het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaard voor zover het de inschrijving betreft en niet-ontvankelijk voor zover het gaat om de beëindiging.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2023. [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Wijnen-Verhoek, bijgestaan door prof. A. Salomons, hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] volgt sinds februari 2021, naast haar voltijdbaan, onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam in het kader van een premaster (ook wel schakelprogramma genoemd). Zij geeft aan dat zij sinds september 2022 door ziekte geen tentamens heeft kunnen maken. De inschrijving van [appellante] als voltijd student van de premaster Rechtsgeleerdheid is per 1 januari 2023 beëindigd. Zij heeft verzocht om per 1 februari 2023 als extraneus te worden ingeschreven maar dit verzoek is afgewezen.
[appellante] wil haar premaster afronden. Daarvoor moet zij het tentamen Bestuursrecht behalen. Dit wil zij graag als extraneus doen, omdat dit haar het minste geld kost.
Wettelijk kader
2.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Bevoegdheid Afdeling bij premasters
3.       [appellante] werpt een vraag op over de bevoegdheid van de Afdeling in het kader van een premaster. De Afdeling acht zich bevoegd kennis te nemen van de onderhavige kwestie en licht dit toe.
4.       Op grond van artikel 7.30e, van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) krijgen studenten de gelegenheid geboden om alsnog aan de toelatingseisen te voldoen wanneer kan worden verwacht dat dit binnen een redelijke termijn kan. Het aanbieden van zo’n traject, een premaster, is een verplichting voor de onderwijsinstellingen en (bekostigde) instellingen ontvangen hiervoor bekostiging (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, 2020-2021, 35 582, nr. 6 p. 7). Dit betekent dat het onderwijs in deze premaster voor toelating tot een master aan de Universiteit van Amsterdam bekostigd onderwijs is en dat de Afdeling bevoegd is kennis te nemen van dit geschil.
Gronden van beroep
5.       Het onderwijs verzet zich er volgens [appellante] niet tegen dat zij als extraneus wordt ingeschreven zodat zij het tentamen Bestuursrecht alsnog af kan leggen. Aan de eerste kans heeft ze niet kunnen deelnemen vanwege ziekte. Zij geeft aan dat het vak geen aanwezigheidsplicht kent. Daarnaast biedt de universiteit de gelegenheid om vakken door middel van ‘tentamen geen onderwijs’ (hierna: TGOW) te volgen. [appellante] betoogt verder dat ze ingeschreven is voor een omvang van 30 ECTS en niet slechts voor de twee vakken waarom zij verzocht heeft, die samen een omvang van 12 ECTS hebben. Bovendien heeft zij verzocht de volledige premaster in de periode van februari 2021 tot en met december 2022 vergoed te krijgen.
Inschrijving als extraneus
6.       Het inschrijven als extraneus is op basis van artikel 7.37, eerste lid, van de WHW alleen mogelijk als de aard van het onderwijs zich hier niet tegen verzet. Anders dan [appellante] betoogt, kennen de vakken in de bachelorfase van deze opleiding een aanwezigheidsplicht, wanneer er sprake is van werkgroeponderwijs zoals bij het vak Bestuursrecht het geval is. Dit is bepaald in artikel B-5.3 van de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Rechtsgeleerdheid 2022-2023 (hierna: de OER). Het college is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat een inschrijving als extraneus, waarbij geen onderwijs wordt gevolgd maar slechts een tentamen wordt afgelegd, hiermee niet valt te verenigen. De opleiding kent, zoals [appellante] stelt, in sommige gevallen weliswaar de mogelijkheid om tentamens af te leggen zonder onderwijs te volgen, maar dit hoefde het college niet tot een ander oordeel te brengen. Uit artikel A-4.1, eerste lid, van de OER volgt immers dat hiervoor de voorwaarde is gesteld dat er geen aanwezigheidsplicht is. Het college heeft erop gewezen dat voor de door [appellante] gewenste gang van zaken, waarbij zij slechts dit vak zou volgen en alleen daarvoor tentamens zou doen, een alternatief bestaat, namelijk Open UvA. Dat het inschrijven via Open UvA duurder is dan een inschrijving als extraneus maakt niet dat dit een ongeschikt alternatief is. Het betoog slaagt niet en het college heeft het verzoek van [appellante] terecht afgewezen.
Teveel in rekening gebrachte ECTS
7.       Een volledig premaster is 30 ECTS. [appellante] heeft zich voor slechts twee vakken aangemeld die samen 12 ECTS tellen. In eerste instantie is haar een volledige premaster in rekening gebracht. Namens het college heeft de Centrale Studentenadministratie (hierna: de CSA) deze beslissing naar aanleiding van het bezwaar herzien op grond van de hardheidsclausule. Op 6 april 2023 heeft de CSA [appellante] hierover bericht. De CSA heeft aangegeven dat zij de kosten voor die 12 ECTS heeft voldaan en dat zij niets meer hoeft te betalen. Deze gang van zaken is door beide partijen op zitting bevestigd. Van teveel in rekening gebrachte ECTS is dus geen sprake en dit punt behoeft, zoals partijen op zitting ook hebben bevestigd, geen beoordeling meer.
Vergoeding volledige premaster
8.       [appellante] betoogt tot slot dat zij de volledige premaster vanaf de periode februari 2021 vergoed zou moeten krijgen, omdat de universiteit haar onvoldoende in staat heeft gesteld haar premaster succesvol af te ronden. Hiertoe heeft zij op 4 mei 2023 een separaat verzoek ingediend. Op dat verzoek is inmiddels door het college beslist. Ter zitting hebben partijen gediscussieerd over de vraag of daartegen wel of geen rechtsmiddel is aangewend. Wat daarvan ook zij, deze kwestie maakt geen onderdeel uit van dit beroep. Een beoordeling van dit verzoek is hier daarom niet aan de orde.
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
480-1043
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.30e - Premasters
Indien de betrokkene niet voldoet aan de toelatingseisen, bedoeld in de artikelen 7.30b of 7.30c, en van hem redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daaraan binnen een redelijke termijn alsnog kan voldoen, wordt hem de mogelijkheid geboden, de tekortkoming weg te nemen en alsnog aan de toelatingseisen te voldoen.
Artikel 7.37
1. De inschrijving staat open voor degene die voldoet aan de in titel 2 van dit hoofdstuk gestelde eisen, onverminderd artikel 7.8b, vijfde lid, en de artikelen 7.31a tot en met 7.31d, met dien verstande dat de inschrijving als extraneus uitsluitend openstaat, indien naar het oordeel van het instellingsbestuur de aard of het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet.
Onderwijs- en examenregeling bachelor rechtsgeleerdheid 2022-2023
Artikel A-4.1 - Deelname aan tentamens
1. De student die zich op de juiste wijze heeft aangemeld voor deelname aan een vak en is toegelaten tot dat vak, is tevens aangemeld voor deelname aan het bij dit vak behorende tentamen en hertentamen. Indien voor een vak geen aanwezigheidsplicht geldt, kan een student zich aanmelden voor TGOW van het betreffende vak. De procedure voor aanmelding wordt beschreven op de studentenwebsite.
Artikel B-5.3
1. In geval van werkgroepbijeenkomsten is de student verplicht tenminste 6 van de 7 bijeenkomsten (onderwijsblok van 8 weken), dan wel 5 van de 6 bijeenkomsten respectievelijk 3 van de 3 bijeenkomsten (onderwijsblok van 4 weken) bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Afwijkingen op deze regeling worden op de digitale leeromgeving bekendgemaakt.
[…]
3. In het belang van de te realiseren didactische doeleinden kan bij alle bachelorvakken uit het eerste jaar van het curriculum met toestemming van de directeur van het Amsterdam College of Law deelname aan werkgroeponderwijs (inclusief bijeenkomsten onder leiding van een mentor of tutor, niet zijnde een individueel gesprek) verplicht worden gesteld als voorwaarde voor deelname aan het tentamen. De desbetreffende opleidingscommissie wordt in de gelegenheid gesteld te toetsen of sprake is van een didactisch doel. Deze verplichting wordt in de studiegids bij het betreffende vak vermeld; hierbij kan tevens worden bepaald dat hetgeen tijdens het verplichte onderwijs wordt behandeld onderdeel uitmaakt van de materie die bestudeerd moet worden ten behoeve van de toetsing, ongeacht of deze materie in de voorgeschreven literatuur aan de orde komt.