202107963/1/R1.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1] , gevestigd te Wanroij, gemeente Land van Cuijk,
2. [appellant sub 2] en [appellante sub 2] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Wanroij, gemeente Land van Cuijk,
3. [appellant sub 3], wonend te Wanroij, gemeente Land van Cuijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Land van Cuijk, als rechtsopvolger van de raad van de gemeente Sint Anthonis, met ingang van 1 januari 2022,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft de raad van de gemeente Sint Anthonis het bestemmingsplan "Wanroij, hoek Millseweg - Hank" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
H. [partij] en A. [partij] (hierna in enkelvoud: [partij]), [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juni 2023, waar [appellante sub 1], in de persoon van [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A. Posset, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, [appellant sub 3], bijgestaan door voormelde mr. Posset, en [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Pijpers, G.H.J. Kusters en M.R. Bergens, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. In het noorden van het dorp Wanroij bevindt zich op de hoek van de Millseweg en Hank een agrarisch gebruikt perceel. Dit perceel ligt op ongeveer 700 m van het dorpshart en vormt onderdeel van de bebouwde kom. Het bestemmingsplan maakt daarop op initiatief van [partij] de bouw van zes vrijstaande woningen in een zogeheten ecologische setting mogelijk.
2. De achtertuinen van [appellant sub 3], wonend aan de [locatie 1], en [appellant sub 2], wonend aan de [locatie 2], grenzen aan het plangebied. Zij hebben diverse bezwaren tegen de bouw van woningen op die locatie. Zo vrezen zij voor de gevolgen voor hun uitzicht en privacy. [appellante sub 1] heeft een melkrundveebedrijf aan de [locatie 3] en vreest dat de aanwezigheid van woningen in het plangebied een belemmering voor zijn bedrijfsactiviteiten zal gaan betekenen.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
4. De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage behorend bij deze uitspraak.
Beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3]
Behoefte
5. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de behoefte aan de in het plan mogelijk gemaakte woningen niet is aangetoond. De ontwikkeling past niet in de Regionale woningmarktstrategie Land van Cuijk (hierna: de regionale woningmarktstrategie). Er blijkt ook niet van een kwalitatieve behoefte aan dure vrijstaande woningen.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan met het mogelijk maken van maximaal 6 levensloopbestendige woningen past binnen de regionale woningmarktstrategie. In de regionale woonmarktstrategie is een aantal uitgangspunten benoemd. Een van die uitgangspunten is het creëren van een levensloopvriendelijke regio. De strategie biedt ruimte voor kleinere initiatieven tot maximaal 15 woningen, om te voorzien in de lokale behoefte. Door het stijgen van de prijzen van koopwoningen de laatste jaren kan niet meer worden uitgegaan van eerder gehanteerde prijsgrenzen. De raad acht de voorziene woningen betaalbaar gelet op de huidige marktomstandigheden.
Het toevoegen van nieuwe woningen is volgens de raad belangrijk om in te kunnen spelen op de actuele behoefte en om doorstroming te bevorderen. Het plan maakt deel uit van het woningbouwprogramma van de voormalige gemeente Sint Anthonis en is nu een integraal onderdeel van het woningbouwprogramma voor de gemeente Land van Cuijk. Het plan zoals dat nu voorligt, past volgens de raad dan ook binnen de ambitie zoals die in het bestuursakkoord 2022-2026 is vastgelegd, namelijk dat in de periode tot 2030 4.000 woningen worden gerealiseerd, verspreid over alle 33 kernen. In de bestuursperiode 2022-2026 moet de helft van dat aantal worden gerealiseerd.
5.2. In wat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat er behoefte is aan de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen. De raad heeft voldoende onderbouwd dat de prijscategorie waarin de woningen vallen, past binnen de huidige woningmarkt.
Het betoog faalt.
Levensloopbestendige woningen
6. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat er onvoldoende aandacht is besteed aan de door de raad beoogde levensloopbestendigheid van de woningen. De verplichting om levensloopbestendige woningen te realiseren is niet verankerd in de planregels.
6.1. De woonkavels bedragen ongeveer 500 m2. Het bestemmingsplan staat gelet daarop niet in de weg aan het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van een blijvende bewoning op latere leeftijd. Ook in de indeling van de woningen kan met de beoogde levensloopbestendigheid rekening worden gehouden. Voor nadere regels heeft de raad geen aanleiding hoeven zien.
Het betoog faalt.
In het plan mogelijk gemaakte activiteiten
7. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat via toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.4.1 van de planregels veel meer activiteiten dan alleen wonen mogelijk kunnen worden gemaakt en dat dit gelet op de gevolgen daarvan voor de omgeving onwenselijk is. Zo zijn beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis, volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten bijvoorbeeld handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven, detailhandel of dienstverlening tot 100 m2 mogelijk. Ook is het mogelijk om een bed & breakfast te realiseren met 3 gastenkamers in een bijgebouw van 125 m2 en is het mogelijk om in een bijgebouw zelfstandig te wonen. De gevolgen voor het verkeer en de verkeersveiligheid van deze planologische mogelijkheden zijn niet in beeld gebracht en de parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning schiet tekort. Daarnaast is in de onderzoeksrapporten geen rekening gehouden met de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, zodat deze rapporten niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan het plan. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen, onder overlegging van een onderzoeksrapport, dat de geluidbelasting ter hoogte van hun woningen zodanig is dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor hen niet is verzekerd.
7.1. Artikel 4.4.1 van de planregels geeft de mogelijkheid om in afwijking van artikel 4.1 omgevingsvergunning te verlenen voor aan huis verbonden beroepen boven een nader aangegeven omvang en voor aan huis verbonden bedrijven, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard en bed en breakfast. De bepaling bevat daarvoor begrenzingen en artikel 4.4.2 bevat de voorwaarden waaronder van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt.
7.2. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben een door Stantec opgesteld rapport overgelegd: "Akoestisch onderzoek Ruimtelijke zonering Bestemmingsplan "Wanroij, hoek Miliseweg-Rank" irt bestaande woningen" van 25 mei 2023 (hierna: het rapport). De conclusie van het rapport luidt: "Ten gevolge van het bestemmingsplan "Wanroij, hoek Millseweg-Hank" te Sint Antonis is een goed akoestisch woon- en leefklimaat ter hoogte van omliggende woningen niet aannemelijk zeker gezien de hoogte van de overschrijding van de maximale geluidniveaus". Het rapport is uitgegaan van bedrijfscategorie 1 uit de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met een richtafstand van 10 m, omdat een aan huis verbonden bedrijf, detailhandel, dienstverlening, bed en breakfast worden mogelijk gemaakt. Wat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau betreft, wordt voldaan aan de geluidnorm volgens de gebiedstypering "rustige woonwijk en rustig buitengebied" behalve in de tuin van [locatie 2] met een overschrijding van 5 dB. Wat het maximaal geluidniveau betreft, wordt niet voldaan aan de geluidnorm volgens de gebiedstypering "rustige woonwijk en rustig buitengebied" waarbij maximaal 23 dB overschrijding optreedt in de tuin van [locatie 2].
7.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de activiteiten die via toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.4.1 van de planregels mogelijk zijn, ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming "Wonen". Deze activiteiten hoeven volgens de raad niet te worden meegenomen in een akoestisch onderzoek aangezien hiermee de geluidseffecten worden gemeten die verband houden met de woonfunctie.
Het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, heeft alleen betrekking op de situatie bij de nieuwe woningen. Een onderzoek naar de gevolgen voor de verkeerssituatie en het parkeren van activiteiten die via de afwijkingsmogelijkheid mogelijk zijn, ontbreekt ook.
De Afdeling overweegt dat het plan met artikel 4.4.1 het mogelijk maakt om in afwijking van het plan bepaalde, ook bedrijfsmatige, nevenactiviteiten te verrichten. Voor afwijkingsbevoegdheden geldt dat het verrichten van de onderzoeken die nodig zijn om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een afwijkingsbevoegdheid te beoordelen, in beginsel niet mag worden doorgeschoven naar de fase van de aanvraag van een omgevingsvergunning tot afwijking van het plan. De raad heeft in zoverre geen zorgvuldig onderzoek aan het plan ten grondslag gelegd.
7.4. Het betoog slaagt.
Bouwhoogte
8. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] kunnen zich niet verenigen met de in het plan geboden afwijkingsmogelijkheid voor een bouwhoogte van maximaal 13 m.
8.1. In artikel 4.3.1 van de planregels is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 8 m respectievelijk 13 m.
8.2. De raad heeft ter zitting verklaard dat van deze mogelijkheid geen gebruik zal worden gemaakt. [partij] heeft hierom niet verzocht. De afwijkingsmogelijkheid is alleen opgenomen, omdat dit in andere bestemmingsplannen in de gemeente ook gebeurt. Gelet daarop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling het plan in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.
Het betoog slaagt.
Ecologisch hof
9. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de realisatie van het zogeheten ecologisch hof planologisch niet voldoende is geborgd.
9.1. In de plantoelichting staat dat de woningen gesitueerd zijn aan een ecologisch hof. Dit gebied zal deels uit opgaande beplanting bestaan en zal ruim 850 m2 bedragen. Deze groene kern draagt bij aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied en vormt een overgang van de kern naar het buitengebied. De raad stelt dat de aanleg van het ecologisch hof onderdeel is van het bestemmingsplan en is geborgd in de gesloten anterieure overeenkomst en de daarbij behorende bijlage. Daarnaast is in artikel 4.5, onder a, van de planregels een minimale omvang van het ecologisch hof opgenomen.
9.2. Het bestemmingsplan maakt gelet op artikel 4.1, aanhef en onder e, van de planregels binnen de woonbestemming groenvoorzieningen mogelijk, al dan niet in de vorm van een ecologisch hof. In artikel 4.5, onder a, van de planregels is bepaald dat minimaal 800 m2 ingericht moet zijn als ecologisch hof. De Afdeling acht daarom voldoende duidelijk en voldoende geborgd dat er een ecologisch hof moet komen. De grootte wordt begrensd door de beschikbare ruimte tussen de woningen. De raad heeft geen aanleiding hoeven zien om in dit verband meer of andere regels op te nemen in de planregels.
Het betoog faalt.
Stedenbouwkundige kwaliteit
10. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het bestemmingsplan leidt tot aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving. Doordat het ecologisch hof opgesloten ligt tussen bebouwing, is het de vraag op welke wijze dit de kwaliteit van de omgeving vergroot.
10.1. De Afdeling overweegt dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de woningen niet tot een aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit zullen leiden. De afstanden tussen de woningen en de indeling van de percelen wijken niet wezenlijk af van wat in de aangrenzende wijk wordt aangetroffen. De woningen worden weliswaar gebouwd rondom het ecologisch hof, maar de bouwvlakken zijn zodanig gesitueerd, op enige afstand van elkaar, dat het ecologisch hof aansluit op de omgeving.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
11. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat er sprake is van aantasting van hun woon- en leefklimaat. De woningen leiden tot verlies aan privacy en uitzicht en tot schaduwwerking.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat van wezenlijke effecten zoals inbreuk op de privacy en schaduwwerking nauwelijks sprake zal zijn. De voorziene woningen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8,5 m. Mocht er toch sprake zijn van enige vermindering van lichtinval of schaduwwerking, dan is dat volgens de raad gebruikelijk in een stedelijke omgeving en daarmee ook acceptabel. Vast staat dat het plan zal leiden tot enig verlies van het vrije uitzicht vanuit de woningen van appellanten. De omstandigheid dat appellanten nu uitzicht hebben op groene, onbebouwde gronden waar het voorheen geldende bestemmingsplan geen woningen mogelijk maakte, betekent niet dat daar geen bebouwing zou mogen komen. Uitzicht op andere woningen met de in het plan voorziene omvang is niet ongebruikelijk in een woonkern als Wanroij.
11.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] of andere omwonenden geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning, ook niet als het vorige bestemmingsplan daar geen bebouwing toestond.
De afstanden tot de percelen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3], ook gelet op de bij recht voorziene hoogtes, zijn niet zodanig dat sprake is van een onevenredige inbreuk op hun woon- en leefklimaat. De mogelijk gemaakte bebouwing is qua afmetingen en situering ten opzichte van de omringende bebouwing niet ongebruikelijk. Over de door [appellant sub 2] en [appellant sub 3] overgelegde bezonningsstudie overweegt de Afdeling dat daaruit blijkt dat bij hun woningen zowel aan de "lichte" als aan de "strenge" TNO-norm wordt voldaan.
11.3. Het betoog slaagt niet.
Stikstofuitstoot en toename van endotoxine
12. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegde Aerius-berekening van de stikstofuitstoot niet uitgaat van de maximale planologische mogelijkheden. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen ook dat de toekomstige bewoners van de woningen in het plangebied door de toename van endotoxine in de lucht als gevolg van de stallucht van de veehouderijen ernstige gezondheidsrisico’s lopen.
12.1. Uit artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
12.2. De bepalingen in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan het Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen (zie de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51-10.52). Ook de bedrijfseconomische belangen van een appellant kunnen zo verweven zijn met het algemeen belang van het behoud van een goede staat van instandhouding van het betrokken Natura 2000-gebied, een belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van deze appellant (zie de overzichtsuitspraak, onder 10.53). 12.3. Deze situatie doet zich hier echter niet voor. De woonpercelen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] liggen op ongeveer 10 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oeffelter Meent. De afstand is naar het oordeel van de Afdeling te groot om verwevenheid tussen het belang van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bij een goed woon- en leefklimaat en het algemene natuurbelang dat de Wnb beoogt te beschermen aan te nemen. Het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste staat in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit vanwege deze beroepsgrond. De Afdeling zal de beroepsgrond over de stikstofuitstoot daarom niet inhoudelijk bespreken.
12.4. De Afdeling overweegt voorts dat het betoog over endotoxine strekt ter bescherming van het belang van de toekomstige bewoners van de te bouwen woningen bij een goed woon- en leefklimaat. Dit betoog strekt derhalve niet ter bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3]. Het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste staat ook in zoverre in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling zal deze beroepsgrond daarom niet bespreken.
Uitvoerbaarheid
13. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het initiatief economisch en financieel niet haalbaar is, ook gelet op het planschaderisico.
13.1. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is. In de plantoelichting is de uitvoerbaarheid voldoende inzichtelijk gemaakt. [partij], die de woningen wil laten bouwen, is bereid de kosten van de herziening van het bestemmingsplan, inclusief eventuele planschade, voor zijn rekening te nemen. Met [partij] is een anterieure overeenkomst gesloten. Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand niet uitvoerbaar is.
Dit betoog slaagt niet.
Conclusie in de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3]
14. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd voor zover het betreft de artikelen 4.3.1, onder a, 4.4.1 en 4.4.2 van de planregels.
Beroep van [appellante sub 1]
Gezondheidscontour
15. [appellante sub 1] betoogt dat om zijn bedrijf op grond van toekomstige regelgeving een gezondheidscontour van 250 m zal worden gelegd. Hij vreest voor beperkingen in zijn bedrijfsvoering als gevolg daarvan.
15.1. Ter zitting is gebleken dat de toekomstige regelgeving waar [appellante sub 1] op doelt er niet komt. Van een belemmering voor de bedrijfsvoering in zoverre is dan ook geen sprake.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersveiligheid
16. [appellante sub 1] betoogt dat met de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling de verkeersveiligheid in het geding is. [appellante sub 1] rijdt dagelijks met zwaar landbouwverkeer over de Hank en vreest verkeersonveilige situaties.
16.1. De raad stelt zich op het standpunt dat niet valt in te zien op welke wijze 6 woningen een onaanvaardbaar negatief effect op de verkeersveiligheid zouden kunnen hebben. De toename van het aantal vervoersbewegingen als gevolg van de woningen berekent de raad aan de hand van de CROW richtlijnen op 50 voertuigen per etmaal. Deze toename is dermate gering dat hier nauwelijks sprake kan zijn van een significante toename van de verkeersintensiteit op de Hank, waarop 592 vervoersbewegingen per etmaal plaatsvinden.
16.2. De Afdeling overweegt dat de toename van het verkeer als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkeling van maximaal 6 woningen gering is. Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een aantasting van de verkeersveiligheid op de Hank. Daarbij is ook van belang dat omdat deze weg een smalle rijbaan heeft, bermversteviging zal worden toegepast zodat het toegenomen verkeer veilig afgewikkeld kan worden.
Het betoog slaagt niet.
Geur
17. [appellante sub 1] betoogt dat de afstand van zijn bedrijf tot het plangebied met daarbinnen geurgevoelige objecten te kort is. De nieuwe woningen komen op 150 m afstand van het bedrijf, terwijl dat gelet op de toepasselijke regels 175 m zou moeten zijn. [appellante sub 1] acht het onjuist om niet strak vast te houden aan de in de geurverordening gestelde normen en woningbouw toch mogelijk te maken. Er is niet ingegaan op de situatie van de melkrundveehouderij en alleen verwezen naar de berekende achtergrondbelasting. Ook brengt [appellante sub 1] naar voren dat de situatie van de enkele woning die nu dichter bij het bedrijf ligt - een voormalig agrarisch bedrijf - niet vergelijkbaar is met het door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woonwijkje.
17.1. De met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) vastgestelde Geurverordening gemeente Sint Anthonis 2016 (hierna: de geurverordening) bepaalt dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere afstand van toepassing is dan de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid, van de Wgv. Ingevolge de geurverordening geldt in dit geval een afstand van 175 m tussen het bedrijf van [appellante sub 1] en de te bouwen woningen in het plangebied. Het bedrijf aan Hank 18 ligt op 150 m van het plangebied. Gelet daarop wordt aan de afstandsnorm uit de geurverordening niet voldaan.
Indien tussen de veehouderij en een geurgevoelig object de in de Wgv of de hierop gebaseerde geurverordening genoemde afstand wordt aangehouden, mag in beginsel worden aangenomen dat bij het geurgevoelig object een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Indien tussen de veehouderij en een geurgevoelig object niet de in de Wgv of de hierop gebaseerde verordening genoemde afstand wordt aangehouden, mag niet zonder meer worden aangenomen dat daar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. In een dergelijk geval dient door de raad te worden gemotiveerd waarom ter plaatse van het geurgevoelig object niettemin een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening betekent strijd met een geurverordening dus niet dat al daarom er geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening. Anders dan [appellante sub 1] betoogt, hoeft niet eerst de geurverordening te worden aangepast om woningbouw binnen de contour mogelijk te maken.
17.2. De raad heeft zijn standpunt dat ondanks de overschrijding van de afstandsnorm uit de geurverordening een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, als volgt onderbouwd. Allereerst is het plangebied gelegen in het gebied waarvoor ingevolge artikel 3, eerste lid, van de geurverordening een norm voor de voorgrondbelasting geldt van 3 odourunits per kubieke meter (hierna: ou/m³). In de beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Sint Anthonis is een achtergrondnorm van 8 ou/m3 acceptabel geacht. Aan die achtergrondnorm wordt voldaan bij de in het plan voorziene woningen. Daarnaast zijn rond de melkveehouderij van [appellante sub 1] aan Hank 18 diverse andere burgerwoningen gelegen die maatgevend zijn bij uitbreidingsplannen van het bedrijf. Het agrarisch bedrijf wordt volgens de raad dan ook niet door de ontwikkeling in zijn bedrijfsvoering beperkt.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee voldoende onderbouwd dat het bedrijf van [appellante sub 1] niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. [appellante sub 1] heeft de cijfermatige onderbouwing die de raad heeft gegeven niet betwist. Voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden is van belang dat ook aan voormalige agrarische bedrijfswoningen bescherming toekomt waar het gaat om het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie in het beroep van [appellante sub 1]
18. Het beroep is ongegrond.
Gevolgen van deze uitspraak
19. Gelet op de uitkomst van beide beroepen kunnen de 6 woningen worden gebouwd. De raad kan nader onderzoeken of met betrekking tot de naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vernietigde artikelen 4.3.1, 4.4.1 en 4.4.2 van de planregels een nieuw besluit moet worden genomen. De raad kan er voor kiezen om daarvan af te zien. In dat geval blijft het plan overeind, maar dan zonder de vernietigde planregels.
Proceskosten
20. De raad moet in de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] de proceskosten vergoeden.
Wat betreft de kosten in verband met het akoestisch onderzoek van Stantec overweegt de Afdeling dat omdat niet de gevraagde urenspecificatie is overgelegd en alleen is verwezen naar een offerte met een totaalbedrag, er aanleiding bestaat om het aantal uren dat aan het rapport is besteed te schatten op 4. Dit betekent in dit geval dat voor de door [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gedeclareerde kosten voor het laten opstellen van het rapport € 142,75 per uur wordt vergoed. Dit bedrag moet ingevolge artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 worden verhoogd met de daarover verschuldigde omzetbelasting.
De beroepsgrond ter onderbouwing waarvan de bezonningsstudie is uitgebracht, faalt, zodat daarom de kosten in verband met dat rapport niet voor vergoeding in aanmerking komen.
21. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de proceskosten worden de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, omdat door hen gelijkluidende beroepschriften zijn ingediend, de beroepen gelijktijdig op de zitting zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten daarom als één zaak beschouwd.
22. In het beroep van [appellante sub 1] hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellante sub 2] en [appellant sub 3] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sint Anthonis van 21 oktober 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wanroij, hoek Millseweg-Hank" voor zover het betreft de artikelen 4.3.1, onder a, 4.4.1 en 4.4.2 van de planregels;
III. verklaart het beroep van Maatschap [appellante sub 1] ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Land van Cuijk tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen van [appellant sub 2] en [appellante sub 2] en [appellant sub 3] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.245,00, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan; van dit bedrag is € 1.674,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en betreft € 571,00 kosten voor het deskundigenrapport; dit laatste bedrag moet worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting;
V. gelast dat de raad van de gemeente Land van Cuijk het door appellanten voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt:
a. aan [appellant sub 2] en [appellante sub 2] een bedrag van € 181,00;
b. aan [appellant sub 3] een bedrag van € 181,00.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwemstra
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
91
BIJLAGE
Planregels bestemmingsplan
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de woonfunctie met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
b. aan huis verbonden beroepen waarbij geldt:
1. de omvang niet groter mag zijn dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m2;
2. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de woning is;
3. detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de activiteit;
c. ontsluitingswegen, voet en fietspaden;
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen, al dan niet in de vorm van een ecologisch hof.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient op maximaal 15 meter van de grens van het openbaar gebied te worden gesitueerd;
b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ aan beide zijden minimaal 3 m;
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a. goothoogte maximaal 3 m, met dien verstande dat bij het uitbouwen van / aanbouwen aan een hoofdgebouw de goothoogte in elk geval ook net zo hoog mag zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m met dien verstande dat de goothoogte in ieder geval nooit meer dan 3,25 m mag bedragen;
b. bouwhoogte maximaal 5,5 m, met dien verstande dat:
1. op 0 m van de perceelsgrens de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
2. van 0m oplopend tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte van 3 m tot oplopend maximaal 4m bedraagt;
3. van 1 m oplopend tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte van 4 m tot oplopend maximaal 5 m bedraagt;
4. Van 2m oplopend tot 2,5 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte van 5 m tot oplopend maximaal 5,5 m bedraagt.
c. minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
1. aanbouwen (zoals erkers) tot maximaal 1,5 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
· bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
· horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
· ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
· breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofgebouw.
2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt, de ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt en de overkapping vóór het verlengde van de voorgevel niet met enige wand is omsloten.
d. gebouwd op het zij- en achtererf van een bouwperceel waarbij geldt dat als deze bouwwerken worden gebouwd buiten het bouwvlak, dan geldt een maximaal bebouwd oppervlakte van:
1. 90 m2 als het totale bouwperceel kleiner of gelijk is aan 500 m2;
2. 125 m2 als het totale bouwperceel groter is dan 500 m2 maar kleiner of gelijk aan 1.000 m2; wat groter is dan 500 m2 maar kleiner of gelijk aan 1.000 m2 maximaal 125 m2 mag zijn.
3. 150 m2 als het totale bouwperceel groter is dan 1.000 m2.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. artikel 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 8 m respectievelijk 13 m;
b. artikel 4.2.2 ten behoeve van een hoger bebouwingspercentage, mits achter (het verlengde van) de voorgevel een open ruimte aanwezig blijft van 25 m2.
4.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1:
a. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een omvang die niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 100 m2;
b. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard, mits:
1. het geen volumineuze detailhandel of een supermarkt betreft;
2. het een bedrijf betreft dat qua aard past in de functie van de kern;
3. de omvang niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
4. degene die de activiteiten uitvoert, de bewoner van de woning is;
c. ten behoeve van het toestaan van een bed en breakfast in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit- en aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw, mits:
1. het aantal gastenkamers maximaal 3 bedraagt;
2. niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning wordt gebruikt ten dienste van de bed en breakfast tot een maximum van 120 m2.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 4.4.1 kan slechts, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat
a. minimaal 800 m2 ingericht moet zijn als ecologisch hof;
b. verhardingen binnen het ecologisch hof niet zijn toegestaan.