201804487/3/R2.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Sterksel, gemeente Heeze-Leende,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Sterksel, gemeente Heeze-Leende,
3. [appellant sub 3], wonend te Sterksel, gemeente Heeze-Leende,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1265, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 5 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2017" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 30 november 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2017" gewijzigd vastgesteld, teneinde de geconstateerde gebreken te herstellen.
[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat aan het besluit van 5 maart 2018 een aantal gebreken kleeft.
De Afdeling heeft in de eerste plaats overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom geen kwaliteitsverbetering kan worden bewerkstelligd indien de veldschuur op het perceel [locatie 1] als bijgebouw zou worden toegestaan.
Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad heeft erkend dat in het erfbeplantingsplan, dat was opgenomen als bijlage 3 bij de planregels, ten onrechte een haag is voorzien ter plaatse van de enige ontsluitingsmogelijkheid van het perceel [locatie 2].
Tot slot heeft de Afdeling overwogen dat de raad heeft erkend dat de vorm van het bouwvlak op het perceel [locatie 3] niet in overeenstemming is met de op 29 februari 2016 verleende, onherroepelijke omgevingsvergunning en dat het bestemmingsplan hierop moet worden aangepast.
2. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het besluit van 5 maart 2018 gegrond. Het besluit van 5 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2017" dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd voor zover het betreft artikel 21, lid 21.2.2, onder n, en artikel 21, lid 21.4.3, onder d, van de planregels, verder voor zover het erfbeplantingsplan (waarnaar in artikel 21.4.3 onder h, van de planregels wordt verwezen) aan de ontsluiting van het perceel [locatie 2] in de weg staat, en tevens voor zover het het bouwvlak aan de [locatie 3] betreft.
Opdracht in de tussenuitspraak
3. In de tussenuitspraak van 20 mei 2020 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak over te gaan tot herstel van een aantal gebreken dat kleeft aan het besluit van 5 maart 2018. Daartoe diende de raad:
- met inachtneming van hetgeen onder 41 van de uitspraak is overwogen te onderbouwen waarom geen kwaliteitsverbetering kan worden bewerkstelligd als de veldschuur op het perceel [locatie 1] als bijgebouw in het plan zou worden toegestaan, dan wel het plan gewijzigd vast te stellen;
- met inachtneming van hetgeen onder 47 van de uitspraak is overwogen het erfbeplantingsplan in die zin te wijzigen dat deze niet aan de ontsluiting van het perceel [locatie 2] in de weg staat;
- met inachtneming van hetgeen onder 52 van de uitspraak is overwogen de vorm van het bouwvlak op het perceel [locatie 3] zo aan te passen dat de op 29 februari 2016 vergunde woning daarbinnen kan worden opgericht.
Besluit van 30 november 2020
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 30 november 2020 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De raad heeft ten opzichte van het besluit van 5 maart 2018 de verbeelding en de planregels gewijzigd.
5. In het onderstaande zal de Afdeling aan de hand van de ontvangen zienswijzen beoordelen of de raad met het gewijzigd vaststellen van het plan heeft voldaan aan de opdrachten in de tussenuitspraak.
Het beroep van [appellant sub 1]
6. [appellant sub 1] heeft in zijn zienswijze geschreven dat hij zich met het besluit van 30 november 2020 kan verenigen, omdat de veldschuur op het perceel [locatie 1] als bijgebouw wordt toegestaan.
6.1. Nu [appellant sub 1] in de zienswijze op het nieuwe besluit heeft gesteld dat hij zich met het besluit van 30 november 2020 kan verenigen, is geen beroep van rechtswege als bedoeld in 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan.
Het beroep van [appellant sub 2]
7. [appellant sub 2] heeft geen zienswijze ingediend over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
7.1. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 2] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit van 30 november 2020. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
8. [appellant sub 3] stelt in zijn zienswijze dat de raad in het herstelbesluit van 30 november 2020 weliswaar de vorm van het bouwvlak op zijn perceel [locatie 3] juist heeft aangepast, maar dat bij dat besluit het bouwvlak ten onrechte ook naar achteren is verplaatst. Dit terwijl [appellant sub 3] in het kader van de (oorspronkelijke) planprocedure had verzocht om het bouwvlak 6,5 m richting de weg de Biesputten te verschuiven en in het besluit van 5 maart 2018 het bouwvlak ook overeenkomstig deze wens was opgenomen, zij het met een andere vorm. Volgens [appellant sub 3] is de raad bij het herstelbesluit ten onrechte en mogelijk bij vergissing uitgegaan van de voorgevel van de zogenoemde "oude" woning, waardoor er opnieuw een gedeelte van de vergunde latere woning buiten het bouwvlak is gelegen. Ten slotte heeft [appellant sub 3] de Afdeling verzocht om zelf in deze zaak te voorzien door te bepalen dat het bouwvlak 6,5 m naar voren wordt verschoven.
8.1. De Afdeling overweegt dat zij bij de tussenuitspraak van 20 mei 2020 heeft overwogen dat de raad wat betreft het perceel [locatie 3] de aanduiding "bouwvlak" binnen de bestemming "Wonen" niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en de opdracht heeft gegeven met inachtneming van overweging 50.1 van die uitspraak de vorm van het bouwvlak binnen de bestemming "Wonen" zo aan te passen dat de op 29 februari 2016 vergunde woning daarbinnen kan worden opgericht. Bij het besluit van 30 november 2020 heeft de raad echter zowel de vorm als de locatie van het bouwvlak aangepast overeenkomstig de omgevingsvergunning van 29 februari 2016. De raad is er daarbij echter aan voorbijgegaan dat hij bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2018 had ingestemd met een verschuiving van de locatie van het bouwvlak van 6,5 m richting de Biesputten en dat de woning daar reeds is gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het herstelbesluit van 30 november 2020 in zoverre aldus niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
8.2. Het beroep van [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit van 30 november 2020 is gegrond. Het besluit van 30 november 2020 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover het betrekking heeft op het bouwvlak aan de [locatie 3].
De Afdeling ziet uit het oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in deze zaak te voorzien door wat betreft het perceel [locatie 3] het bouwvlak binnen de bestemming "Wonen" ten opzichte van het herstelbesluit van 30 november 2020 met 6,5 m richting de Biesputten te verschuiven en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het herstelbesluit. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat andere belanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad.
9. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
10. De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] en [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 5 maart 2018 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 5 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2017" voor zover het betreft
- artikel 21, lid 21.2.2, onder n, van de planregels,
- artikel 21, lid 21.4.3, onder d, van de planregels,
- voor zover het erfbeplantingsplan aan de ontsluiting van het perceel [locatie 2] in de weg staat,
- en tevens voor zover het het bouwvlak aan de [locatie 3] betreft;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 30 november 2020 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 30 november 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2017" voor zover het betreft het bouwvlak ter plaatse van het perceel [locatie 3];
V. bepaalt dat het bouwvlak binnen de bestemming "Wonen" op het perceel aan de [locatie 3] ten opzichte van het besluit van 30 november 2020 met 6,5 m richting de Biesputten wordt verschoven;
VI. bepaalt dat deze uitspraak wat betreft onderdeel V. in de plaats treedt van het besluit van 30 november 2020 voor zover dat onder IV. is vernietigd;
VII. draagt de raad van de gemeente Heeze-Leende op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel V. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VIII. verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 30 november 2020 ongegrond;
IX. veroordeelt de raad van de gemeente Heeze-Leende tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
- € 2.092,50 aan [appellant sub 1], geheel toe rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- € 1674,00 aan [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- € 2.147,60 aan [appellant sub 3], waarvan € 2.092,50 is toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X. gelast dat de raad van de gemeente Heeze-Leende aan:
- [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 vergoedt;
- [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- [appellant sub 3] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud, en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzitter
w.g. Tuit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
425-914