ECLI:NL:RVS:2023:3457

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
202305412/1/V2 en 202305412/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod voor vreemdeling

Op 13 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 2 mei 2023 afgewezen, de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank Den Haag had op 15 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In het hoger beroep heeft de vreemdeling betoogd dat de melding 'false' op de EU-VIS-uitdraai een indicatie zou zijn dat het paspoort dat voor het visum is gebruikt, vals is. De Raad van State heeft dit betoog echter verworpen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de melding 'false' betrekking heeft op de afgifte van het visum door een lidstaat die het reisdocument van de aanvrager niet erkent.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Uitspraak

202305412/1/V2 en 202305412/2/V2.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 15 augustus 2023 in zaak nr. NL23.13748 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, haar opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 15 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de melding ‘false’ op de EU-VIS-uitdraai duidt op de vraag of het visum op een apart vel is afgegeven door een afgevende lidstaat die het reisdocument van de aanvrager niet erkent en op de vraag of een visum is afgegeven in de vertegenwoordiging van een andere lidstaat. De Afdeling volgt niet het betoog van de vreemdeling dat de melding ‘false’ duidt op de vraag of het paspoort dat voor het visum is gebruikt, vals is.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
897-984