ECLI:NL:RVS:2023:3444

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
202301233/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 8 maart 2022 afgewezen. De vreemdeling, afkomstig uit Kurram in Pakistan, stelt dat hij een sjiitische Pashtun is en behoort tot de Bangash-stam, die volgens hem een bijzonder risico loopt op sektarisch geweld door de Taliban. Hij is van mening dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de staatssecretaris deze groep niet als risicogroep heeft aangemerkt.

De rechtbank Den Haag verklaarde op 1 februari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de door de vreemdeling overgelegde bronnen niet voldoende bewijs leveren dat sjiitische Bangash specifiek doelwit zijn van de Taliban. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris geen bijzondere risico's voor deze groep hoeft te erkennen.

De overige grieven van de vreemdeling leiden ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 september 2023.

Uitspraak

202301233/1/V2.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 1 februari 2023 in zaak nr. NL22.5776 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, advocaat te Alphen aan den Rijn, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling komt uit de streek Kurram in Pakistan. Hij klaagt in zijn eerste grief dat de rechtbank onvoldoende acht heeft geslagen op het feit dat hij een sjiitische Pashtun is en behoort tot de Bangash, een stam die geassocieerd zou worden met de strijd tegen de Taliban. Daarom zou hij een bijzonder risico lopen om slachtoffer te worden van sektarisch geweld. Hij vindt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat de staatssecretaris personen met deze bijzondere combinatie van etniciteit en geloof niet als risicogroep heeft hoeven aanmerken.
1.1.    Dit betoog slaagt niet. De door de vreemdeling overgelegde bronnen wijzen er namelijk niet op dat sjiitische Bangash in het bijzonder een doelwit vormen voor de Taliban. Die bronnen noemen wel dat de verwante Turi-stam, die in hetzelfde gebied woont, geassocieerd wordt met de strijd tegen de Taliban, maar zij bevatten over de Bangash, noch over de Turi voldoende aanknopingspunten om te concluderen dat het deel uit maken van die stammen al voldoende is om de negatieve aandacht van de Taliban dan wel van de Pakistaanse autoriteiten te trekken.
1.2.    De grief faalt.
2.       De overige grieven leiden evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift verder geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
936