ECLI:NL:RVS:2023:3436
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C.A. de Poorter
- J.W. Prins
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 14 juli 2022. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 31 juli 2014 ingetrokken. Op 8 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van deze intrekking afgewezen, evenals een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris op 9 december 2020. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 september 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.