Uitspraak
Datum uitspraak: 5 september 2023
BESTUURSRECHTSPRAAK
appellant,
griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was op 27 juli 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op basis van het argument dat hij geen rechtmatig verblijf had. De vreemdeling had echter op 24 juli 2023 een verblijfsvergunning aangevraagd, waardoor hij rechtmatig verblijf had verkregen. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de grondslag voor de bewaring juist was. De staatssecretaris kon niet aantonen dat de aanvraag van de vreemdeling een herhaalde aanvraag was of dat hij een gevaar vormde voor de openbare orde of nationale veiligheid. De Raad van State verwees naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van zijn oordeel.
Omdat de bewaring vanaf het begin onrechtmatig was, werd het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De maatregel van bewaring werd opgeheven met ingang van de uitspraakdatum. Daarnaast werd de vreemdeling een schadevergoeding van € 4.100,00 toegekend voor de periode van zijn onrechtmatige bewaring, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.511,00 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. M.W. Schippers.