ECLI:NL:RVS:2023:338
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 september 2022. De vreemdeling had beroep aangetekend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 augustus 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 4 augustus 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor het hoger beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2023 en op 27 januari 2023 in het digitaal dossier aan partijen ter beschikking gesteld.