ECLI:NL:RVS:2023:3337
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke ongewenstverklaring
Op 31 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende de ongewenstverklaring van een vreemdeling. De vreemdeling was op 10 september 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongewenst verklaard. Dit besluit werd door de vreemdeling aangevochten, maar het bezwaar werd op 4 oktober 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 12 juli 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze ongewenstverklaring eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 31 augustus 2023, en is vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, met mr. P.A. Melse als griffier.