ECLI:NL:RVS:2023:3334

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
202301024/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 28 november 2022 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag heeft op 9 februari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.W. Melchers, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris aan de vreemdeling laten weten dat hij het eerdere besluit heeft ingetrokken en dat er een nieuw besluit op de asielaanvraag van de vreemdeling zal worden genomen. Dit besluit betreft een aanvraag die op 8 maart 2022 is ingediend. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de aanvraag verder in de nationale procedure zal worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening is verstreken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel heeft bereikt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. De vraag of de datum van de aanvraag van 8 maart 2022 als uitgangspunt moet gelden, kan in een latere procedure worden beantwoord. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301024/1/V1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2023 in zaak nr. NL22.24367 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 9 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.W. Melchers, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
De vreemdeling heeft daar desgevraagd op gereageerd.
Overwegingen
1.       Bij brieven van 25 mei 2023 en 7 juni 2023 heeft de staatssecretaris aan de vreemdeling laten weten dat hij het besluit van 28 november 2022 heeft ingetrokken en dat hij een nieuw besluit op de asielaanvraag van de vreemdeling van 8 maart 2022 zal nemen. De staatssecretaris zal deze aanvraag verder in de nationale procedure behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. Voor de beantwoording van de vraag, of bij het nieuw te nemen besluit de datum van de aanvraag van 8 maart 2022 als uitgangspunt heeft te gelden, is in deze procedure geen plaats. Die vraag kan in voorkomend geval worden beantwoord in de procedure over het nieuw te nemen besluit. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023
382-988