ECLI:NL:RVS:2023:3280

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
202301534/1/R4 en 202301534/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over handhaving bestemmingsplan en omgevingsvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Lisuda Vastgoed B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 januari 2023. De rechtbank had het beroep van Lisuda tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 30 oktober 2020 ongegrond verklaard, terwijl het beroep van Stichting DOEH en een andere partij gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde het besluit van 30 oktober 2020 en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen een eerder besluit van 14 mei 2020.

Op 7 maart 2023 heeft het college opnieuw op het bezwaar beslist en Lisuda gelast om het gebruik van een groenstrook op het perceel Julianalaan 123 in Ermelo te beëindigen, omdat dit in strijd was met het bestemmingsplan "De Driehoek 2016". Lisuda had eerder grasbetonblokken neergelegd voor parkeerplaatsen, wat niet was toegestaan. De voorzieningenrechter van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van Lisuda tegen het besluit van 7 maart 2023 ongegrond.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen de parkeerplaatsen op gronden met de bestemming "Groen". De argumenten van Lisuda dat de grasbetonblokken als groenvoorziening konden worden aangemerkt, werden verworpen. De voorzieningenrechter schorste het besluit van 7 maart 2023 met terugwerkende kracht tot vier weken na verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak, zodat Lisuda de gelegenheid had om aan de lasten te voldoen voordat dwangsommen zouden worden verbeurd. Het college werd niet veroordeeld tot proceskostenvergoeding.

Uitspraak

202301534/1/R4 en 202301534/2/R4.
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met een ambtshalve ingesteld onderzoek naar het bestaan van aanleiding voor opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) van de bij uitspraak van 9 mei 2023 in zaak nr. 202301534/3/R4 getroffen voorziening, en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
Lisuda Vastgoed B.V., gevestigd in Ermelo,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 januari 2023 in zaak nrs. 20/6552 en 20/6558 in het geding tussen:
1.       Lisuda
2.       Stichting DOEH en [partij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
Openbare zitting gehouden op 29 augustus 2023 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter
griffier: mr. J.A.A. van Roessel
jurist: mr. C.P. Stouthamer
Verschenen:
Lisuda, vertegenwoordigd door mr. R. Scholten, rechtsbijstandverlener in Harderwijk;
Stichting DOEH, via videoverbinding vertegenwoordigd door mr. drs. I.E. Nauta, advocaat in Deventer, en [partij], via videoverbinding bijgestaan door Nauta;
het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Oosterveer, advocaat in Apeldoorn, en mr. L.C. Faber.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 januari 2023, waarbij het door Lisuda ingestelde beroep tegen het besluit van het college van 30 oktober 2020 ongegrond is verklaard, en het door Stichting DOEH en [partij] ingestelde beroep gegrond is verklaard. Bij die uitspraak heeft de rechtbank ook het besluit van 30 oktober 2020 vernietigd, en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van het college van 14 mei 2020.
Bij besluit van 7 maart 2023 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar beslist. Het college heeft Lisuda gelast om het zonder omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" (laten) gebruiken van de groenstrook op het perceel Julianalaan 123 in Ermelo (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden, de grasbetonblokken te verwijderen en verwijderd te houden, en het handelen in strijd met het bestemmingsplan "Parkeernormen", te (laten) beëindigen en beëindigd te (laten) houden.
Bij uitspraak van 9 mei 2023 in zaak nr. 202301534/3/R4 heeft de voorzieningenrechter als ordemaatregel het besluit van 7 maart 2023 met terugwerkende kracht geschorst.
In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep van Lisuda Vastgoed B.V. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 7 maart 2023 ongegrond;
III.      schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 7 maart 2023, referentienummer 02330000155453 en zaaknummer 02330000047959, met terugwerkende kracht tot vier weken na verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak.
Gronden:
Niet in geschil is dat het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" het gebruik van de gronden met de bestemming "Groen" voor parkeerplaatsen niet toestaat.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat met de verlening van de omgevingsvergunning van 1 april 2019 voor het bouwen van het restaurant niet ook impliciet een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van zes parkeerplaatsen op gronden met de bestemming "Groen". Daargelaten dat de rechtspraak over de verlening van een impliciete omgevingsvergunning gaat over het gebruik van een vergund bouwwerk en niet over het gebruik van onbebouwde gronden, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de aanvraag van 20 december 2018 alleen betrekking heeft op de bouw van het restaurant en het afwijken van het bestemmingsplan vanwege de goothoogte. Dat bij die aanvraag een bijlage met een terreininrichtingsschets zat waarop een vlak met de aanduiding "grasblokken" en de opmerking "6 stuks" was opgenomen, maakt niet dat het college zonder meer uit de aanvraag kon afleiden dat er in strijd met het bestemmingsplan zes parkeerplaatsen zouden worden aangelegd. Vergelijk in dit verband de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:164. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het college bevoegd was handhavend op te treden tegen de parkeerplaatsen op gronden met de bestemming "Groen".
Het betoog van Lisuda dat de grasbetonblokken die zijn neergelegd ten behoeve van de parkeerplaatsen een groenvoorziening zijn, zoals bedoeld in artikel 7.1 van de planregels, slaagt niet. In de planregels is geen definitie opgenomen van het begrip "groenvoorzieningen". De voorzieningenrechter zoekt daarom voor de uitleg van dat begrip aansluiting bij de omschrijving in "Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal". De daarin opgenomen omschrijving "aanleg van openbaar groen" en "plantsoen" bevat geen aanknopingspunten om de neergelegde grasbetonblokken aan te merken als een groenvoorziening.
Wat er ook zij van de stelling van Lisuda dat zij inmiddels voldoende parkeerplaatsen heeft gerealiseerd op een ander perceel dat zij in eigendom heeft en dat zij daarmee de overtreding heeft beëindigd, betekent dat niet dat het college de lasten niet had mogen opleggen. Het besluit van 7 maart 2023 moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van dat moment. Daarnaast gaat het hier om overtredingen die eenvoudig kunnen worden herhaald. De lasten zijn daarom niet alleen opgelegd om de overtredingen te laten beëindigen, maar ook om ze beëindigd te laten houden.
Verder ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat het besluit van 7 maart 2023 onduidelijk is. Dat in het besluit staat dat een "tweetal" lasten wordt opgelegd, terwijl er volgens Lisuda drie lasten worden opgelegd, doet er niet aan af dat in het besluit duidelijk staat wat van Lisuda wordt verwacht om aan de overtredingen een einde te maken.
Door de bevestiging van de aangevallen uitspaak en de ongegrondverklaring van het beroep tegen het besluit van 7 maart 2023 vervalt de eerder getroffen voorlopige voorziening op grond van artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb. Alleen al daarom is er geen grond om de eerder getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen. Omdat de begunstigingstermijn is verstreken, zal Lisuda na deze uitspraak mogelijk onmiddellijk dwangsommen verbeuren. Ter voorkoming van dit gevolg ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb het besluit van 7 maart 2023 met terugwerkende kracht te schorsen tot vier weken na verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak. Daarmee heeft Lisuda nog vier weken om aan de lasten te voldoen voordat dwangsommen worden verbeurd.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Venema
voorzieningenrechter
w.g. Van Roessel
griffier
457-1005