ECLI:NL:RVS:2023:3269

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
202304493/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor nieuwbouw en verbouw distributiecentrum in Tilburg

Op 1 oktober 2021 verleende het college van burgemeester en wethouders van Tilburg een omgevingsvergunning aan Timber and Building Supplies Holland N.V. (TABS) voor de nieuwbouw en verbouw van een distributiecentrum aan de Lovensekanaaldijk 60-80 in Tilburg. Dit besluit is in stand gelaten na bezwaar, maar omwonenden, waaronder [verzoeker] en anderen, vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 6 juni 2023 het beroep van de overige verzoekers gegrond verklaarde, maar het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het college de strijdigheden met het bestemmingsplan correct had vastgesteld, maar dat de parkeereis van 140 parkeerplaatsen niet was voldaan, wat leidde tot vernietiging van het besluit op bezwaar op dat punt.

De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft op 30 augustus 2023 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de ruimtelijke gevolgen van het bouwplan al waren afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omgevingsvergunning in werking is en dat TABS al met de werkzaamheden is begonnen. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het college inmiddels had aangetoond dat het mogelijk is om de parkeereis op eigen terrein te realiseren. Het verzoek van [verzoeker] en anderen werd afgewezen, en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304493/2/R2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen, wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West­-Brabant van 6 juni 2023 in zaak nr. 22/2614 en 22/2750 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan Timber and Building Supplies Holland N.V. (hierna: TABS) voor de nieuwbouw en verbouw van een bestaand distributiecentrum (zonder houtzagerij) inclusief stellingen, benodigde geluidschermen en perceelafscheidingen op de percelen plaatselijk bekend Lovensekanaaldijk 60-80 in Tilburg.
Bij besluit van 12 april 2022 heeft het college het door onder andere [verzoeker] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank het door [partij] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, het door de overige verzoekers ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 april 2022 voor wat betreft het niet voldoen aan de parkeereis van 140 parkeerplaatsen op eigen terrein vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van verzoekers met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en anderen en TABS hoger beroep ingesteld.
Tevens hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en anderen, het college en TABS hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2023, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Euverman, advocaat te Tilburg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TABS, vertegenwoordigd door mr. J. de Heer, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
1.1.    TABS heeft op 28 mei 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw en verbouw van een bestaand distributiecentrum aan de Lovensekanaaldijk 60-80 in Tilburg. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016". Op het perceel rusten de enkelbestemmingen "Bedrijventerrein" en "Verkeer - Verblijf", de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" en de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1". Het bouwplan is op een aantal onderdelen met dit plan in strijd. Ter plaatse geldt ook het bestemmingsplan "Tilburg, Parkeerregeling 2017". Op grond van dat plan mogen gronden alleen worden bebouwd of gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is.
Bij het besluit van 1 oktober 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend op grond van onder andere artikel 2.1, eerste lid, aanhef, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit besluit is bij het besluit op bezwaar in stand gelaten.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft in de eerste plaats geoordeeld dat het college de strijdigheden met de bouwregels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016" juist heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat in het kader van de omgevingsvergunning bij de belangenafweging uitsluitend die belangen kunnen worden betrokken die worden geraakt door de onderdelen van het bouwplan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend in afwijking van het bestemmingsplan. Van de bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen zijn de ruimtelijke gevolgen namelijk al door de raad afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het college heeft zich in de belangenafweging dan ook terecht beperkt tot de onderdelen van het bouwplan die in strijd zijn met het bestemmingsplan en [verzoeker] en anderen hebben volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de omvang van het bouwplan, rekening houdend met de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Ten aanzien van parkeren heeft de rechtbank overwogen dat voor het bouwplan 140 parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, terwijl het bouwplan voorziet in 81 parkeerplaatsen. Volgens de rechtbank volgt uit de parkeernota dat afwijken van de parkeereis alleen mogelijk is indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aantoont dat realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is. Daarin is TABS volgens de rechtbank niet geslaagd, zodat het besluit op bezwaar op dit punt in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en om die reden moet worden vernietigd. De rechtbank heeft het college opgedragen te onderzoeken of het mogelijk is om op eigen terrein in de vastgestelde parkeerbehoefte kan worden voorzien.
Spoedeisend belang
3.       [verzoeker] en anderen wonen in de directe omgeving van het bedrijf van TABS. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de voorziene ontwikkeling. Met het verzoek beogen zij te voorkomen dat, voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, onomkeerbare gevolgen ontstaan doordat gebruik wordt gemaakt van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 12 april 2022 vernietigd wat betreft het niet voldoen aan de parkeereis, en het primaire besluit in stand gelaten. De omgevingsvergunning is dus in werking en TABS is inmiddels begonnen met werkzaamheden op het terrein. Met het verzoek is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang gemoeid.
Beoordeling verzoek
4.       [verzoeker] en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omstandigheid dat slechts een klein deel van het totale bouwplan niet binnen het bestemmingsplan past, er niet aan afdoet dat moet worden beoordeeld of het totale bouwplan passend is uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Het college had aan de hand van een algehele afweging moeten beoordelen of het bouwplan in zijn geheel geen afbreuk doet aan hun goed woon- en leefklimaat. [verzoeker] en anderen wijzen in dit verband op een aantal gebreken in het akoestisch onderzoek industrielawaai van 28 mei 2021, op het ontbreken van afdoende onderzoek naar de luchtkwaliteit en fijnstof, en op een toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het bouwplan.
4.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het bouwplan op een aantal onderdelen in strijd is met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016", namelijk voor zover het betreft de afstand van het bouwplan tot een potentieel waardevolle boom, de verplichting een rapport over te leggen waarin de archeologische waarden van het terrein zijn onderzocht, en de beoogde terreinafscheiding van 2,5 m hoog die, voor zover gelegen binnen de bestemming "Verkeer-Verblijf", hoger is dan de binnen die bestemming toegestane 2 m. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Voor zover [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd dat ook de bouwhoogte van het bouwplan de op een deel van het perceel geldende maximale toegestane bouwhoogte van 10 m uit het bestemmingsplan deels overschrijdt, overweegt de voorzieningenrechter dat het college de berekening van de bouwhoogte van het bouwplan heeft onderbouwd met het rapport van WRK Architecten "Distributiecentrum TABS Tilburg, notitie vloerniveau nieuwbouw" van 31 maart 2021, waaruit volgt dat de bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, past binnen het bestemmingsplan. [verzoeker] en anderen hebben hun stelling dat dit rapport uitgaat van een onjuist peil, niet nader onderbouwd. De voorzieningenrechter ziet voorshands dan ook geen aanleiding om aan de conclusie uit het rapport te twijfelen.
4.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat bij het antwoord op de vraag of het project ruimtelijk aanvaardbaar is, de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan een gegeven zijn. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwplan een distributiecentrum van de beoogde omvang toestaat. De ruimtelijke belangen die betrokken zijn bij het voorziene distributiecentrum zijn daarom in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan al afgewogen. In de door [verzoeker] en anderen gestelde gebreken wat betreft verkeer, akoestiek en luchtkwaliteit, nog daargelaten dat dit laatste aspect voor het eerst in hoger beroep naar voren is gebracht, heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht geen aanleiding voor weigering van de omgevingsvergunning gezien. Deze ruimtelijke gevolgen worden niet veroorzaakt door de hiervoor onder 4.1 vastgestelde strijdigheden met het bestemmingsplan, maar door hetgeen reeds op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat het college zich in de belangenafweging terecht heeft beperkt tot de onderdelen van het bouwplan die in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt niet.
5.       Wat het aspect parkeren betreft overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar vernietigd, omdat TABS naar het oordeel van de rechtbank niet heeft aangetoond dat de parkeereis van 140 parkeerplaatsen niet (volledig) kan worden opgelost op eigen terrein. TABS heeft tegen dit onderdeel van de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld, omdat zij het niet eens is met de parkeereis van 140 parkeerplaatsen. Dit betoog zal in de bodemprocedure aan de orde komen. Daargelaten of het oordeel van de rechtbank op dit punt juist is, heeft het college inmiddels aan de hand van een aangepaste overzichtstekening van TABS inzichtelijk gemaakt dat het voor TABS hoe dan ook mogelijk is om op eigen terrein in 140 parkeerplaatsen te voorzien. Gelet daarop verwacht de voorzieningenrechter dat het door de rechtbank geconstateerde gebrek kan worden hersteld. De voorzieningenrechter ziet in zoverre dan ook geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
6.       In wat [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, waaronder een betoog dat zij niet zijn betrokken bij de totstandkoming van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016", ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Engelen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Van Engelen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023
842