ECLI:NL:RVS:2023:3232

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
202206216/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie over inwerkingtreding raadsbesluit straatnaamgeving

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 14 september 2022 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft een verzoek om informatie over de inwerkingtreding van het raadsbesluit straatnaamgeving Hof van Holland van 31 maart 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft het verzoek van [appellant] op 7 juli 2021 afgewezen, met de reden dat het raadsbesluit zelf vermeldt dat het besluit de dag na bekendmaking in werking treedt en dat er geen document bestaat dat deze inwerkingtreding bevestigt.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de mededeling van het college dat het gevraagde document niet aanwezig is, niet onaannemelijk is. De rechtbank verwijst naar artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, waaruit blijkt dat een besluit niet eerder in werking treedt dan dat het bekend is gemaakt. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen verplichting bestaat om een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit te nemen, en dat de inwerkingtredingsbepaling in het raadsbesluit zelf kan worden opgenomen.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen documenten zijn die de verschillende data onderbouwen. Hij stelt dat zijn verzoek gericht is op het verkrijgen van duidelijkheid en het voorkomen van herhaling van het probleem. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een document bij het college berust dat onder zijn verzoek valt. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De kosten van de procedure worden niet vergoed door het college.

Uitspraak

202206216/1/A3.
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Nijmegen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 september 2022 in zaak nr. 21/5200 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2021 heeft het college het verzoek van [appellant] om informatie afgewezen.
Bij besluit van 2 november 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 22 mei 2023.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft het college gevraagd om informatie over de datum van inwerkingtreding van het besluit straatnaamgeving Hof van Holland van 31 maart 2021 (hierna: het raadsbesluit). In het bijzonder heeft hij gevraagd om een kopie van het document op grond waarvan het raadsbesluit op de dag na bekendmaking daarvan in werking is getreden. Het college heeft het verzoek afgewezen omdat in het raadsbesluit zelf is vermeld dat het besluit de dag na bekendmaking in werking treedt en een document op grond waarvan het raadsbesluit in werking is getreden niet bestaat.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededeling van het college dat het door [appellant] gevraagde document niet aanwezig is, haar niet onaannemelijk voorkomt. Het college wijst volgens de rechtbank terecht op artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) waaruit volgt dat een besluit niet eerder in werking treedt dan dat het bekend is gemaakt. Het college heeft zich terecht op het standpunt dat er geen rechtsregel bestaat die het college ertoe verplicht een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit te nemen, waardoor het dus mogelijk is de inwerkingtredingsbepaling in het raadsbesluit zelf op te nemen. De rechtbank stelt vast dat het besluit straatnaamgeving Hof van Holland in het Gemeenteblad van Nijmegen op 9 april 2021 is gepubliceerd onder de mededeling dat het besluit op de dag na bekendmaking in werking treedt. De stelling van [appellant] dat de datum van begin geldigheid van het raadsbesluit die staat geregistreerd in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (hierna: BAG) niet overeenkomt met de datum van inwerkingtreding die volgt uit (de publicatie van) het raadsbesluit zelf, maakt voorgaande niet anders. Dat in het BAG de datum is geregistreerd waarop de raad het besluit heeft genomen en niet de datum van inwerkingtreding van dat besluit, maakt niet aannemelijk dat er een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit zou moeten bestaan. De rechtbank is tot slot ook van oordeel dat het college van horen heeft mogen afzien.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte aannemelijk heeft gevonden dat aan de verschillende data geen documenten ten grondslag liggen. Zijn verzoek is erop gericht om duidelijkheid te krijgen en herhaling van het probleem te voorkomen. Door ongegrondverklaring van zijn beroep heeft de rechtbank volgens [appellant] onvoldoende rekening gehouden met het recht van de burger op juiste informatie en de plicht van het bestuursorgaan deze te verstrekken. Hij betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college ervan heeft mogen afzien om hem te horen. Door hiervan af te zien was er geen gelegenheid om naar een oplossing voor het probleem te zoeken.
4.       De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6, 7 en 9 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, biedt geen grond voor een ander oordeel. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een document bij het college berust dat onder zijn verzoek valt. Ook bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet van horen had mogen afzien.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ley-Nell
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023
597