ECLI:NL:RVS:2023:323

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
202300181/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beëindiging verblijfsrecht

Op 25 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin zijn beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn verblijfsrecht te beëindigen, ongegrond was verklaard. De staatssecretaris had op 28 juni 2021 besloten om het verblijfsrecht van de vreemdeling te beëindigen en hem ongewenst te verklaren. Dit besluit werd later door de staatssecretaris bevestigd na het ongegrond verklaren van het bezwaar van de vreemdeling op 16 maart 2022.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat uit het verzoek van de vreemdeling niet blijkt van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hierdoor werd het verzoek afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang bij het aanvragen van een voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en is geregistreerd onder het zaaknummer 202300181/2/V3. De uitspraak is te vinden op rechtspraak.nl met het ECLI-nummer NL:RVS:2023:323.

Uitspraak

202300181/2/V3.
Datum uitspraak: 25 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 december 2022 in zaak nr. 22/2150 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2021 heeft de staatssecretaris het verblijfsrecht van de vreemdeling beëindigd en hem ongewenst verklaard.
Bij besluit van 16 maart 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023
18-981