ECLI:NL:RVS:2023:3221

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
202204923/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor zonnepark in strijd met bestemmingsplan

Op 27 september 2021 verleende het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek een omgevingsvergunning aan Enovos Green Power Nederland B.V. voor de bouw van een grondgebonden zonnepark nabij de Rooijseweg in Mariahout. Dit zonnepark beslaat 9,6 hectare, waarvan 7,6 hectare wordt gebruikt voor zonnepanelen. De vergunning werd verleend ondanks dat het project in strijd was met het bestemmingsplan. Appellanten, wonend in Sint-Oedenrode, hebben tegen deze vergunning beroep aangetekend. De rechtbank verklaarde op 30 juni 2022 het beroep gegrond en vernietigde de vergunning, waarna het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het college verleende op 30 november 2022 opnieuw een omgevingsvergunning, maar appellanten hebben hiertegen voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 trokken het college en de raad hun hoger beroep in, wat leidde tot de verval van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van appellanten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2023 het beroep van appellanten ongegrond verklaard, omdat zij geen gronden naar voren hebben gebracht tegen het besluit van 30 november 2022. De proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

202204923/1/R2.
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Sint-Oedenrode,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2021 heeft het college aan Enovos Green Power Nederland B.V. (hierna: Enovos) een omgevingsvergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, voor het realiseren van een grondgebonden zonnepark nabij de Rooijseweg op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Lieshout, sectie M, nummer 7, te Mariahout.
Bij uitspraak van 30 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de raad van de gemeente Laarbeek hoger beroep ingesteld. [appellanten] hebben voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Enovos heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en de raad hebben een zienswijze op het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Enovos heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 30 november 2022 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank opnieuw aan Enovos een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van het zonnepark.
Bij brief van 13 februari 2023 hebben [appellanten] gereageerd op het besluit van 30 november 2022.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 14 juli 2023, waar het college en de raad, vertegenwoordigd door M.I. Oteman, M.T.A. Brands en mr. E.P. Euverman, advocaat te Breda, en [appellant A], zijn verschenen. Verder is op de zitting Enovos, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Op de zitting hebben het college en de raad het hoger beroep ingetrokken.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het project maakt de oprichting van een grondgebonden zonnepark van 9,6 ha mogelijk op de gronden achter het perceel [locatie] in Mariahout voor een periode van 25 jaar. Hiervan wordt 7,6 ha gebruikt voor het plaatsen van zonnepanelen. De overige grond wordt gebruikt voor de aanleg van de landschappelijke inpassing, water en het beheerpad.
2.       Om het project mogelijk te maken heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bij besluit van 9 september 2021 heeft de raad ten behoeve van de omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen gegeven als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet heeft onderbouwd of door de aanleg van het zonneveld onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische verbindingszone. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij een aanvraag voor de situering van het zonneveld op landbouwgronden kon inwilligen zonder combinatie met een andere opgave en functie. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat onvoldoende inzichtelijk is of met voorschrift 3.1.5 van het besluit de met artikel 3.9, eerste lid, van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV) beoogde fysieke landschappelijke verbetering wordt bereikt. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat met voorschrift 3.1.3 niet wordt voldaan aan artikel 3.41, derde lid, van de IOV, omdat onvoldoende wordt geborgd dat op tijd voldoende financiële zekerheid wordt gesteld voor het herstellen van de bestaande toestand. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat uit voorschrift 3.1.1 voldoende duidelijk blijkt wanneer de looptijd van de omgevingsvergunning start.
4.       Bij het besluit van 30 november 2022 heeft het college, om te voldoen aan de opdracht van de rechtbank, opnieuw aan Enovos een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van het zonnepark. Dit besluit voorziet in een gewijzigde landschappelijke inpassing. Voorts is een aanvullende verplichting voor vergunninghouder opgenomen om de landschappelijke inpassing in stand te houden na de vergunningtermijn (voorschriften 3.1.2 tot en met 3.1.5). Ook is de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid nader uitgewerkt (voorschrift 3.1.6). Bij besluit van 3 november 2022 heeft de raad ten behoeve van de omgevingsvergunning opnieuw een verklaring van geen bedenkingen gegeven. De raad heeft bij dit besluit nader gemotiveerd waarom hij van oordeel is dat het project strekkende tot realisering van het zonnepark in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het hoger beroep van het college en de raad
5.       Het college en de raad hebben op de zitting toegelicht dat zij wensen dat het herstelbesluit in stand blijft. Het college en de raad hebben op de zitting het hoger beroep ingetrokken.
Incidenteel hoger beroep
6.       Artikel 8:112, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep vervalt als het hoger beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan wel wordt ingetrokken. In het laatste geval deelt de griffier de indiener mee dat zijn hoger beroep is vervallen."
6.1.    [appellanten] hebben voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, onder de voorwaarde dat het hoger beroep van het college en de raad gegrond wordt verklaard. Deze voorwaarde is niet vervuld, omdat het hoger beroep van het college en de raad is ingetrokken. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is daarmee komen te vervallen.
Beroep van rechtswege
7.       Het besluit van 30 november 2022 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
7.1.    De intrekking van het hoger beroep van het college en de raad heeft geen gevolgen voor het beroep dat van rechtswege is ontstaan tegen dit besluit.
7.2.    [appellanten] hebben in hun brief van 13 februari 2023 laten weten zich niet te kunnen verenigen met dit besluit, maar daartegen geen gronden naar voren te brengen. [appellant A] heeft desgevraagd op de zitting bevestigd dat [appellanten] berusten in het besluit.
Doordat [appellanten] geen gronden naar voren hebben gebracht tegen het besluit van 30 november 2022, moet het ervoor worden gehouden dat [appellanten] tegen dat besluit geen bezwaren hebben. Om deze reden zal hun beroep van rechtswege tegen het besluit van 30 november 2022 ongegrond worden verklaard.
Conclusie
8.       Het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 30 november 2022 is ongegrond.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023
271-1010