202202208/1/A3.
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Westkapelle (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 maart 2022 in zaak nr. 20/7371 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Veere.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2020 heeft de burgemeester een machtiging tot binnentreden afgegeven.
Bij besluit van 30 juni 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 juni 2020 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen. Verder heeft de rechtbank de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2023, waar [appellant], bijgestaan door A.H. van Leeuwen, rechtshulpverlener te Veere, is verschenen. Verder is de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. L.A. Kaan en M. Portier-de Rooij, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. De burgemeester heeft op 25 mei 2022 naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank opnieuw beslist op het bezwaar van [appellant]. In dat besluit heeft de burgemeester het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 29 januari 2020 herroepen. Vervolgens heeft [appellant] het hoger beroep ingetrokken, behoudens voor zover het betrekking heeft op het niet toekennen van een vergoeding van de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het indienen van het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1. De rechtbank heeft op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht een proceskostenvergoeding toegekend van € 1518,00, die bestaat uit 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1. [appellant] voert terecht aan dat de rechtbank de proceskostenvergoeding niet goed heeft berekend, omdat daarin geen kosten voor het doen van een verzoek tot toekenning van een schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn zijn opgenomen. De Afdeling zal om die reden de uitspraak van de rechtbank op dat punt vernietigen en de burgemeester veroordelen tot betaling van de proceskosten voor het doen van dit verzoek. De Afdeling stelt deze vast op € 418,50 (1 punt met een wegingsfactor 0,5).
3. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling zal de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, vernietigen.
4. De burgemeester moet de proceskosten van het hoger beroep vergoeden. Bij de berekening van de proceskosten hanteert de Afdeling een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen;
III. veroordeelt de burgemeester van Veere tot vergoeding aan [appellant A] en [appellant B] van een bedrag van € 418,50, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV. veroordeelt de burgemeester van Veere tot bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 418,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de burgemeester van Veere aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 274,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023
190-1031