ECLI:NL:RVS:2023:3195

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
202106672/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning regulier

Op 23 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 november 2020 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 2 februari 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 15 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Bouddount, heeft hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hanteert in zijn beleid geen onderscheid tussen slachtoffers van huiselijk geweld met lichamelijk of psychisch letsel, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit beleid niet onredelijk is. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

Uitspraak

202106672/1/V3.
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 september 2021 in zaak nr. 21/1283 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 2 februari 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Bouddount, advocaat te Weesp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris maakt met het beleid in paragraaf B7/5 van de Vc 2000 over bewijsmiddelen van huiselijk geweld namelijk geen onderscheid tussen slachtoffers met lichamelijk letsel en slachtoffers met psychisch letsel of tussen slachtoffers met getuigen en slachtoffers zonder getuigen. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het beleid niet onredelijk is.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023
47-981