202301041/2/R2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Alphen, gemeente Alphen-Chaam,
en
de raad van de gemeente Alphen-Chaam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2022 heeft raad het bestemmingsplan "Lange Bedde te Alphen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 augustus 2023, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Moelker, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het plan voorziet in de bouw van negen vrijstaande woningen op een onbebouwd agrarisch perceel aan de Lange Bedde in Alphen.
3. [verzoeker] is eigenaar van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Alphen. Deze percelen liggen buiten het plangebied, op korte afstand van de in het plan voorziene woningen. Op het perceel [locatie 1] bevindt zich een woning en op het perceel [locatie 2] een gebouw. In het gebouw [locatie 2] verwerkt [verzoeker] vlees en de eindproducten verkoopt hij via zijn online [webshop]. Het verwerken van vlees bestaat uit het uitbenen van halffabricaten tot en met het drogen en roken om tot eindproducten te komen. Dit gebouw ligt op ongeveer 15 m vanaf de dichtstbijzijnde woning in het plan. [verzoeker] vreest dat hij door de komst van de nieuwe woningen naast zijn perceel zijn bedrijfsactiviteiten niet meer kan uitvoeren, waardoor hij inkomsten misloopt.
Het verzoek
4. Het verzoek van [verzoeker] strekt tot schorsing van het besluit van 15 december 2022, in afwachting van de uitspraak op het door [verzoeker] ingestelde beroep tegen dit bestemmingsplan. Naar de voorzieningenrechter begrijpt, strekt het verzoek ook tot schorsing in afwachting van de uitkomst van de door [verzoeker] gestarte procedure met zaaknr. 202205421/1/R2.
Spoedeisend belang
5. [bedrijf], initiatiefnemer van het plan, heeft te kennen gegeven zo snel mogelijk een omgevingsvergunning te willen aanvragen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6. De voorzieningenrechter zal hieronder een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestemmingsplan geven. Dat betekent dat de voorzieningenrechter een inschatting maakt van de kans van slagen van de aangevoerde beroepsgronden in de bodemprocedure. Als de voorzieningenrechter in die beroepsgronden redenen vindt voor gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in stand zal kunnen blijven, kan dat aanleiding zijn om het bestemmingsplan te schorsen.
7. [verzoeker] stelt dat hij door het plan zijn bedrijfsactiviteiten niet kan voortzetten, vanwege de korte afstand van de nieuwe woningen tot aan zijn percelen. Volgens [verzoeker] vallen de bedrijfsactiviteiten onder milieucategorie 3.1 of 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten. [verzoeker] wijst erop dat hij een ontheffing heeft aangevraagd op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en dat de raad in het verleden voor zijn eigen percelen ten onrechte de bestemming heeft gewijzigd van "Wonen" naar "Tuin - 2". Hij stelt zich op het standpunt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn bedrijfsactiviteiten en hij vreest dat hij gedwongen wordt zijn bedrijfsactiviteiten elders voort te zetten. Daarnaast stelt hij dat op de gronden met de bedrijfsbestemming aan de [locatie 3], gelegen ten zuiden van zijn percelen, sprake is van een garagebedrijf met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1, op grond van artikel 4.1, aanhef en onder i, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen". Hij is daarom van mening dat de raad zijn bedrijfsactiviteiten ook toe moet staan. Verder is er volgens [verzoeker] een Hinderwetvergunning afgegeven voor een verbrandingsoven op zijn perceel. De verbrandingsoven heeft volgens hem op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten milieucategorie 3.2. Door de geurcirkel van de verbrandingsoven kunnen er binnen een straal van 100 m geen woningen gebouwd worden, aldus [verzoeker].
7.1. De relevante bepalingen en regels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
7.2. De voorzieningenrechter stelt vast dat voor de [locatie 1] en [locatie 2] op basis van het bestemmingsplan "Kom Alphen" de bestemming "Tuin - 2" geldt. Op grond van artikel 20.1 van de planregels zijn de voor "Tuin - 2" aangewezen gronden mede bestemd voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoners van het hoofdgebouw. De gronden zijn niet bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Gelet op de definitie uit artikel 1, onder 7, van de planregels van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten is de uitoefening van een slagerij niet aan te merken als een aan huis gebonden beroepsmatige activiteit. In artikel 20.4.1, onder e, van de planregels is de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen tot een strijdig gebruik gerekend. Voor aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen is een ontheffing vereist op grond van artikel 20.5.2 van de planregels. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat [verzoeker] geen ontheffing heeft voor de uitoefening van een slagerij.
7.3. [verzoeker] heeft een aanvraag ingediend om een ontheffing voor een vleesverwerkend bedrijf, maar die aanvraag dateert van 4 mei 2023, dus van na het besluit van 15 december 2022 tot vaststelling van het plan. De beoordeling of een bedrijf met milieucategorie 3.1 aanvaardbaar is op het perceel van [verzoeker], gelet op de woningen in de directe omgeving, dient plaats te vinden in het kader van die procedure. De raad heeft toegegeven dat met het vaststellen van het bestemmingsplan "Kom Alphen", op 17 december 2009, abusievelijk voor de woning [locatie 1] de woonbestemming is vervallen en ten onrechte de bestemming "Tuin - 2" is toegekend. De raad heeft toegezegd dat voor dit perceel de bestemming "Tuin - 2" zal worden omgezet naar de bestemming "Wonen". Op de zitting heeft de raad gezegd dat een ontwerpplan dat daarin voorziet voor het eind van dit jaar zal worden vastgesteld. Volgens de raad maakt de aanwezigheid van een woonbestemming op het perceel van [verzoeker] geen verschil voor de wijze waarop de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de woningen in het bestreden plan moet worden beoordeeld. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat deze omzetting geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het besluit van 15 december 2022 tot vaststelling van het plan "Lange Bedde".
De vergunning voor een verbrandingsoven waar [verzoeker] naar verwijst, betreft een bouwvergunning die is verleend op 25 oktober 1971. Aan deze verleende bouwvergunning komt, voor zover die al zou zijn verleend ten behoeve van een gebruik als slagerij, geen zelfstandige betekenis toe na inwerkingtreding van een nieuw planologisch regime (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4439). 7.4. Voor zover het beroep van [verzoeker] zo moet worden begrepen dat zijn percelen ten onrechte geen uitmaken van het bestreden plan, overweegt de Afdeling als volgt. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de raad zich op het standpunt stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat er geen ruimtelijke samenhang is tussen het perceel van [verzoeker] en de percelen in het plangebied. De omstandigheid dat [verzoeker] op het perceel [locatie 2] bedrijfsactiviteiten verricht, die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen, is onvoldoende om ruimtelijke samenhang aan te nemen. Overigens overweegt de voorzieningenrechter dat voor het perceel [locatie 3] op grond van het bestemmingsplan "Kom Alphen" geen garagebedrijf is toegestaan, zodat in zoverre het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Dat betekent dat de raad ook niet op grond van dat beginsel het perceel [locatie 2] in het plan had moeten opnemen en voor dit perceel had moeten voorzien in een categorie 3.1 inrichting.
7.5. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter in hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd geen redenen gevonden voor gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in stand zal kunnen blijven.
Verzoek voor het overige
8. De uitkomst van de procedure met zaak nr. 202205421/1/R2, die gaat over een opgelegde last onder dwangsom strekkende tot verwijdering van een roestvrijstalen schoorsteenpijp op de woning [locatie 1], is niet relevant voor de onderhavige procedure. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van de door [verzoeker] gestarte procedure met zaak nr. 202205421/1/R2.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen. Dat betekent dat het bestemmingsplan nu in werking treedt.
10. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Jurgens
voorzieningenrechter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2023
680-1074
Bijlage
Artikel 1, onder 6 en 7, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen" luidt:
"Artikel 1 Begrippen
[…]
6. aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
7. aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; […]"
Artikel 4.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen" luidt:
"4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
b. groothandelsbedrijven die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
c. administratieve dienstverlening die ondergeschikt is en ten dienste staat van de doeleinden als bedoeld in sub a en sub b;
d. horecavoorzieningen (kantine) die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a en sub b;
e. productiegebonden detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de bedrijven als genoemd in sub a en sub b, tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak;
g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - leerverwerkingsbedrijf' een leerverwerkingsbedrijf (milieucategorie 3.1);
h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' een transportbedrijf (milieucategorie 3.1);
i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' een garagebedrijf (milieucategorie 3.1);
j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' een installatiebedrijf (milieucategorie 3.1); […]"
Artikel 20.1, aanhef en onder a en b, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen" luidt:
"20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuin;
b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
• 45 m²;
• in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
• in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²; […]"
Artikel 20.4.1, aanhef en onder e, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen" luidt:
"20.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor: […]
e. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen."
Artikel 20.5.2 van de planregels van het bestemmingsplan "Kom Alphen" luidt:
"20.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 20.4.1, sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die vergunningplichtige of meldingsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
h. er nog geen ontheffing is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 22.5.2."