202304653/1/A2 en 202304653/2/A2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft een verzoek ingediend bij de examencommissie van de faculteit Techniek, bestuur en management (hierna: de examencommissie) om een extra tentamenkans voor het tentamen ‘Systeemmodellering - TB112C’ (hierna: het tentamen TB112C).
De examencommissie heeft dit verzoek bij beslissing van 1 juni 2023 gehonoreerd.
Het door [appellant] hiertegen ingestelde administratief beroep is door het college bij beslissing van 14 juli 2023 ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld. [appellant] heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Nuijten, bijgestaan door dr. T. Hoppe, zijn verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
2. [appellant] moest op 30 januari 2023 het tentamen TB112C maken. Het tentamen stond ingeroosterd voor de duur van drie uur, maar heeft slechts twee uur geduurd. [appellant] is het niet eens met deze gang van zaken en heeft de examencommissie daarom op 10 maart 2023 verzocht om hem vanwege die omstandigheden een extra tentamenkans te geven. Bij beslissing van 1 juni 2023 heeft de examencommissie te kennen gegeven dat alle studenten die het tentamen moesten maken op 29 juni 2023 een extra tentamenkans krijgen.
3. [appellant] is het niet eens met de beslissing van 1 juni 2023 en heeft geen gebruik gemaakt van de extra tentamenkans op 29 juni 2023. Hij wil het tentamen op een ander moment maken, maar wel voor 1 september 2023. Omdat hij in administratief beroep bij het college geen gelijk heeft gekregen, heeft hij beroep ingesteld bij de Afdeling en verzocht om een voorlopige voorziening.
Beroep en beoordeling van het beroep
4. [appellant] betoogt allereerst dat de examencommissie ten onrechte niet heeft besloten op zijn individuele verzoek om een extra tentamenkans. In de e-mail van 1 juni 2023 is immers niet ingegaan op zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden en zijn bijzondere positie als student met een functiebeperking.
4.1. Dit betoog slaagt niet. Dat besloten is om alle studenten een extra tentamenkans te geven, maakt niet dat de examencommissie met het bericht van 1 juni 2023 niet op het verzoek van [appellant] heeft besloten. In die e-mail verwijst de examencommissie duidelijk naar het verzoek dat hij op 10 maart 2023 heeft ingediend en ook staat hierin helder dat en op welke wijze zijn verzoek wordt gehonoreerd. Het college is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat daarmee sprake is van een beslissing op het verzoek van [appellant].
5. [appellant] betoogt daarnaast dat het voor hem niet mogelijk was om het tentamen op 29 juni 2023 te maken. Hij vindt het niet eerlijk dat hij werd geforceerd om het tentamen te maken zonder de reeds aan hem toegekende voorzieningen en in een periode waarin hij het al druk had met andere tentamens of opdrachten. Er is volgens hem onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen die hij als neurodivergente student heeft.
5.1. Uit de stukken en de bespreking op zitting is duidelijk geworden hoe en waarom de examencommissie tot de keuze voor tentamendatum 29 juni 2023 is gekomen. De examencommissie moest bij het bepalen van een datum rekening houden met meerdere belangen en het college heeft terecht geoordeeld dat de examencommissie niet gehouden was om deze datum individueel met [appellant] af te stemmen. De examencommissie heeft [appellant] halverwege juni actief benaderd met de vraag bij welke tentamens hij in die vierde periode gebruik wilde maken van de al eerder aan hem toegezegde faciliteiten. In het licht hiervan kan hij niet worden gevolgd in zijn betoog dat bij de extra tentamenkans op 29 juni 2023 geen rekening zou (kunnen) worden gehouden met zijn beperking. Dit betoog slaagt daarom ook niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023
480-1043