ECLI:NL:RVS:2023:3166
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 16 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2023 het beroep van een vreemdeling gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris had deze aanvraag op 19 mei 2021 afgewezen en het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaard in besluiten van 14 februari 2022 en 17 februari 2023.
In de procedure voor de voorlopige voorziening verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grief nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.M. Willems, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.