ECLI:NL:RVS:2023:3149

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
202006487/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake wijzigingsplan voor manege in Wetsens met betrekking tot afstands- en geluidsnormen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan over het wijzigingsplan voor een manege in Wetsens, dat eerder was vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân. De zaak volgde op een tussenuitspraak van 15 juni 2022, waarin het college was opgedragen om gebreken in het besluit van 22 september 2020 te herstellen. Het wijzigingsplan was noodzakelijk omdat appellant sub 1 op het perceel een manege wilde exploiteren. De Afdeling oordeelde dat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom het wijzigingsplan niet in strijd was met de bestaande regelgeving, met name met betrekking tot de afstand tussen de manege en woonbestemmingen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het college in zijn herstelbesluit niet had voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde in het bestemmingsplan en dat de afstandsvoorwaarde van 50 meter tussen een paardrijbak en een woonbestemmingsgrens niet voldoende was onderbouwd. De Afdeling heeft het besluit van 17 januari 2023 vernietigd, maar het beroep van appellant sub 1 tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard. De Afdeling heeft zelf in de zaak voorzien door de afstandsvoorwaarde aan te passen, zodat maximaal 30 personen tegelijkertijd aanwezig mogen zijn op een wedstrijddag. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige ruimtelijke ordening en de noodzaak om bestaande regels te respecteren.

Uitspraak

202006487/2/R3.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend te Wetsens, gemeente Noardeast-Fryslân,
2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Wetsens, gemeente Noardeast-Fryslân,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1682 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van het college van 22 september 2020, waarbij het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 8 november 2022 heeft de Afdeling de hersteltermijn verlengd tot en met 25 januari 2023.
Bij besluit van 17 januari 2023 (hierna: het herstelbesluit) heeft het college ter uitvoering van de tussenuitspraak het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 4 juli 2023 heeft het college wijzigingen aangebracht in het gewijzigd vastgestelde wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens".
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 24 juli 2023 behandeld, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. S. van Gent, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en C.M. Bakema zijn verschenen.
Overwegingen
Het besluit van 22 september 2020 en de tussenuitspraak
1.       Het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" is vastgesteld omdat [appellant sub 1] op het perceel een manege wil exploiteren. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 4.3 overwogen dat het college ten onrechte niet heeft gemotiveerd of sprake is van een gelijk geval als de dichtstbijzijnde manege, De Ossenweide aan de Harddraversweg 82 te Dokkum. Die manege heeft twee paardrijbakken op een kleinere afstand dan 50 m van een woonbestemmingsgrens, wat in het plan "[locatie] te Wetsens" niet is toegestaan. Ook heeft de Afdeling onder 7.4 overwogen dat niet is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde in artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel". Verder heeft de Afdeling onder 8.2 overwogen dat het college ten onrechte niet gemotiveerd heeft dat het plan voorziet in een zorgvuldige inpassing als bedoeld in artikel 2.1.1, derde lid, van de Verordening Romte Fryslân 2014 (hierna: de provinciale verordening). Onder 9.3 en 9.4 heeft de Afdeling overwogen dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt dat een manege op de beoogde locatie vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.
De Afdeling heeft hierin aanleiding gezien voor het oordeel dat het besluit van 22 september 2020 is genomen in strijd met artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel", artikel 2.1.1, eerste lid, van de provinciale verordening, en de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.       Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 22 september 2020 gegrond. Dit besluit moet worden vernietigd.
3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om met inachtneming van wat is overwogen onder 4.3, 7.4, 8.2 en 9.3 de daar omschreven gebreken te herstellen.
Het herstelbesluit en het besluit van 4 juli 2023
4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld. Aan de planregels is de voorwaarde toegevoegd dat de landschappelijke inpassing binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan ten uitvoer moet worden gebracht en in stand moet worden gehouden. Als bijlage bij de planregels is een landschappelijke inpassing toegevoegd. Ook is volgens het vaststellingsbesluit de voorwaarde opgenomen dat binnen het bouwvlak alleen bebouwing aanwezig mag zijn die er al stond op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met uitzondering van aanvullende nieuwbouw in ondergeschikte mate tot een maximum van 20% van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan.
Verder is de plantoelichting aangepast. Aan de plantoelichting is paragraaf 2.3 "Ruimtelijke kwaliteit" toegevoegd. Paragraaf 4.5.3.2 gaat in op de minimale afstandsgrens van 50 m tussen een paardrijbak en een woonbestemmingsgrens. Paragraaf 4.1 is aangevuld met de conclusies van het akoestisch onderzoek, en in paragraaf 4.9 motiveert het college dat geen sprake zal zijn van lichthinder. Verder is in de plantoelichting een motivering opgenomen dat op het erf voldoende parkeergelegenheid zal zijn.
5.       Bij besluit van 4 juli 2023 heeft het college het herstelbesluit gewijzigd naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 2] en anderen. In artikel 3.1, onder g, van de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen over nieuwe lichtbronnen. Ook is het woord "bebouwing" in artikel 3.1.1, onder f, van de planregels gewijzigd in het woord "gebouwen". Verder zijn in bijlage 1 bij de planregels, de landschappelijke inpassing, de parkeerlocaties aangeduid om eventuele onduidelijkheid over (de locaties van) het parkeren weg te nemen. Daarnaast is paragraaf 4.5.3.2 van de plantoelichting aangevuld met informatie uit het akoestisch onderzoek. Er is toegelicht dat op een wedstrijddag ongeveer 30 personen tegelijkertijd op het terrein aanwezig zijn.
6.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".
7.       Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb zijn het herstelbesluit en het besluit van 4 juli 2023 onderdeel van dit geding en moet het beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen daarom worden geacht mede te zijn gericht tegen het herstelbesluit.
De Afdeling zal aan de hand van de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen het herstelbesluit en het besluit van 4 juli 2023 naar voren gebrachte zienswijzen beoordelen of het college met het gewijzigd vaststellen van het wijzigingsplan heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.
Zienswijzen
[appellant sub 1]
8.       [appellant sub 1] betoogt dat het college in paragraaf 4.5.3.2 van de plantoelichting ten onrechte stelt dat de manege aan de Harddraversdijk 82 te Dokkum uit een oogpunt van ruimtelijke ordening niet gelijk is aan de manege waar het plan in voorziet. De plantoelichting stelt dat er een bosschage ligt tussen de paardrijbak van de manege aan de Harddraversdijk 82 en de dichtstbijzijnde woningen. Dit is bij de voorziene manege echter ook het geval. Hierbij wijst [appellant sub 1] op de landschappelijke inpassing. Ook bij de manege aan de Harddraversdijk 82 bevinden zich woningen binnen 50 m van de paardrijbak.
[appellant sub 1] betoogt dat de voorwaardelijke verplichting dat de afstand tussen een paardrijbak en een woonbestemmingsgrens minstens 50 m bedraagt, niet opgenomen had mogen worden in de planregels. Volgens [appellant sub 1] blijkt inmiddels ook uit het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag is gelegd dat omwonenden geen hinder zullen ondervinden, ook niet zonder de afstandsvoorwaarde van 50 m.
8.1.    Artikel 3.1.1, aanhef en onder d, van de planregels luidt:
"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de bestemming
Sport - Manege is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
[..]
d. de afstand van een paardrijbak tot een woonbestemmingsgrens ten minste 50 m bedraagt."
8.2.    In de plantoelichting heeft de raad toegelicht dat de manege aan de Harddraversdijk 82 een bestaande situatie is, en dat de vergelijking met de voorziene manege daarom niet op gaat. Voor de manege aan de Harddraversdijk geldt een ander bestemmingsplan. In dit geval wordt een paardrijbak toegestaan waar dit eerder niet was toegestaan, en hanteert het college vanwege het woon- en leefklimaat van omwonenden een minimale afstand van 50 m tussen een paardrijbak en een woonbestemming. Hierbij wijst het college er ook op dat in het plan "Bûtengebiet Dongeradeel" ook een minimale afstand van 50 m tussen een paardrijbak en woonbestemming is gehanteerd bij de bestemmingen "Agrarisch" en "Wonen". De Afdeling oordeelt dat het college gelet op de gegeven toelichting redelijkerwijs de voorwaarde heeft kunnen opnemen dat de afstand tussen een paardrijbak en een woonbestemming vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening minimaal 50 m moet bedragen. Ook heeft het college voldoende inzichtelijk gemaakt waarom er geen sprake is van een gelijk geval met de manege aan de Harddraversdijk. Die manege betreft een bestaande situatie, waarvoor een ander bestemmingsplan geldt.
Het betoog slaagt niet.
9.       Tegen het besluit van 4 juli 2023 heeft [appellant sub 1] geen gronden aangevoerd. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 1] geen bezwaren heeft tegen dit besluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 4 juli 2023 is daarom ongegrond.
[appellant sub 2] en anderen
10.     Naar aanleiding van het besluit van 4 juli 2023 hebben [appellant sub 2] en anderen ter zitting hun beroepsgrond over lichthinder ingetrokken.
Bestaande bebouwing
11.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat het gewijzigd vastgestelde plan nog steeds niet voldoet aan de voorwaarde in artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de planregels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel", ook niet na de wijziging in het besluit van 4 juli 2023. De toegevoegde voorwaarde in artikel 3.1.1, aanhef en onder f, van de planregels biedt volgens [appellant sub 2] en anderen een ruimere mogelijkheid dan de voorwaarde uit het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel". De toegevoegde voorwaardelijke verplichting bepaalt namelijk dat de oppervlakte van de aanwezige gebouwen op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan met niet meer dan 20% mag worden vergroot. Volgens [appellant sub 2] en anderen gaat het ten onrechte om 20% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen, in plaats van om 20% van de gebouwen. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt om gebouwen te slopen en een nieuw gebouw van dezelfde oppervlakte plus 20% bij te bouwen. De planregel bepaalt niet dat de bestaande gebouwen moeten worden behouden en met maximaal 20% mogen worden uitgebreid.
11.1.  Artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" luidt:
"Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch" wordt gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", "Bedrijf - Loonbedrijf", "Agrarisch - Paardenhouderij", "Horeca", waarbij de aanduiding "horeca van categorie 1" of "horeca van categorie 2" wordt aangebracht, "Maatschappelijk", "Sport - Manege", "Wonen" of "Wonen - Voormalig boerderijpanden" , ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
[…]
e. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;"
Artikel 3.1.1, aanhef en onder f, van de planregels van het herstelbesluit luidt na de wijziging van 4 juli 2023:
"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Sport - Manege' is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
[…]
f. de oppervlakte van de aanwezige gebouwen op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan met niet meer dan 20% mag worden vergroot."
11.2.  Uit de voorwaarde in artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" volgt dat slechts gebruik mag worden gemaakt van de bestaande gebouwen ten behoeve van de nieuwe op het perceel uit te oefenen functie. Het college heeft toegelicht dat de oppervlakte is genoemd omdat je daarmee meet, maar dat het gaat om het maximaal 20% vergroten van de bestaande gebouwen en dat de bouw van nieuwe gebouwen dus niet mag worden vergund. Het doel van deze regeling is dat bestaande agrarische bebouwing wordt hergebruikt, zonder dat sprake is van een vergroting of uitbreiding van de bebouwing en daarmee (vaak) een verzwaring van de belasting van de omgeving.
Door het toevoegen van sub f aan artikel 3.1.1 van de planregels van het wijzigingsplan is gewaarborgd dat de oppervlakte van de aanwezige gebouwen op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan met niet meer dan 20% mag worden vergroot. Naar het oordeel van de Afdeling volgt hieruit, gelet op de voorwaarde in artikel 3.7.13, aanhef en onder e, van de planregels van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel", dat de functie ondergebracht moet worden in de bestaande gebouwen, en dat de bestaande gebouwen in ondergeschikte mate kunnen worden vergroot, met maximaal 20%.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
12.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat het herstelbesluit niet duidelijk maakt of er voldoende parkeergelegenheid is op het terrein van de voorziene manege. Op de definitieve tekening van de landschappelijke inpassing is namelijk maar één van de twee parkeerplaatsen weergegeven. Indien de noordelijke parkeerplaats wel wordt aangelegd is dat in strijd met de landschappelijke inpassing en daarmee met artikel 3.1.1, aanhef en onder e, van de planregels. [appellant sub 2] en anderen vragen of er genoeg plaats is voor alle trailers.
12.1.  Artikel 3.1.1, aanhef en onder e, van de planregels van het herstelbesluit luidt:
"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Sport - Manege' is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
[…]
e. de landschapsmaatregelen conform het in bijlagen bij de regels bijlage 1 van de regels opgenomen 'Landschappelijke inpassing' binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan ten uitvoer moeten worden gebracht en vervolgens aldus in stand moeten worden gehouden;"
12.2.  Het college heeft in de plantoelichting toegelicht dat op het terrein van de manege voldoende plek is om te parkeren. Hierbij verwijst de plantoelichting naar twee parkeerzones die op een afbeelding bij de landschappelijke inpassing zijn weergegeven. Op de afbeelding is ook weergegeven waar de trailers kunnen parkeren. Ter zitting heeft [appellant sub 1] extra plekken op het erf aangewezen waar eventueel ook geparkeerd kan worden. Dat op één van de afbeeldingen bij de landschappelijke inpassing de noordoostelijke parkeerplaats niet meer specifiek is weergegeven betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat daar niet geparkeerd kan worden, er is daar  voldoende ruimte. Ook elders op het erf is voldoende parkeerruimte, zoals op de zitting is gebleken. Het college heeft daarom inzichtelijk gemaakt dat er voldoende parkeergelegenheid is op het terrein van de manege, ook voor de trailers.
Het betoog slaagt niet.
Geluid
13.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat het "akoestisch onderzoek [locatie] in Wetsens" van De Geluidpraktijk van 12 januari 2023 (hierna: het akoestisch onderzoek) dat aan het gewijzigd vastgestelde plan ten grondslag is gelegd gebrekkig is, omdat het van een onjuist aantal aanwezige personen uitgaat. Het onderzoek gaat er namelijk vanuit dat op wedstrijddagen ongeveer dertig bezoekers tegelijk aanwezig zijn, terwijl het plan het mogelijk maakt dat er vijftig bezoekers (tegelijk) aanwezig zijn op een wedstrijddag. Verder kunnen er ook deelnemers en andere personen die geen bezoeker zijn aanwezig zijn op een wedstrijddag.
13.1.  Artikel 3.1.1, aanhef en onder b, van de planregels luidt:
"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Sport - Manege' is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
[…]
b. het aantal bezoekers per wedstrijddag niet meer dan 50 personen bedraagt;"
13.2.  Het college heeft toegelicht dat het totale aantal bezoekers op een wedstrijddag maximaal 50 zal zijn, inclusief deelnemers. Deelnemers vallen dus ook onder bezoekers. Het akoestisch onderzoek is gebaseerd op de aanwezigheid van ongeveer 30 personen op een wedstrijddag, omdat er gedurende de dag personen aankomen en vertrekken en er dus ongeveer 30 personen tegelijk aanwezig zullen zijn op het terrein. Artikel 3.1.1, aanhef en onder b, van de planregels staat echter 50 bezoekers toe op een wedstrijddag. In de planregels is niet vastgelegd dat er maximaal 30 personen tegelijk aanwezig mogen zijn op een wedstrijddag. Er is geen onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van 50 personen, het maximale aantal toegestane bezoekers dat op grond van het plan tegelijkertijd aanwezig mag zijn op het terrein. Dit had naar het oordeel van de Afdeling wel gemoeten, of het college had in de planregels moeten vastleggen dat er maximaal 30 bezoekers tegelijkertijd aanwezig mogen zijn op een wedstrijddag.
Het betoog slaagt.
Conclusie
14.     Het beroep van [appellant sub 1] tegen het herstelbesluit en het besluit van 4 juli 2023 is ongegrond.
15.     Gelet op wat hiervoor onder 14.1 is overwogen is het beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het herstelbesluit gegrond en moet dit besluit, voor zover daarin niet is verzekerd dat niet meer dan 30 personen tegelijkertijd aanwezig mogen zijn op een wedstrijddag zoals waar het akoestisch onderzoek vanuit gaat, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 4 juli 2023 is ongegrond.
Zelf voorzien
16.     Ter zitting hebben alle partijen aangegeven dat zij ermee kunnen instemmen dat de Afdeling zelf in de zaak voorziet overeenkomstig de op de zitting besproken variant op de in artikel 3.1.1, onder b, van de planregels, neergelegde voorwaardelijke verplichting, indien de Afdeling wat dat deel van het artikel betreft een gebrek zou constateren. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat andere belanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van artikel 3.1.1, onder b, van de planregels in de plaats treedt van het herstelbesluit, voor zover dit is vernietigd.
16.1.  De Afdeling zal, in het kader van het zelf voorzien, bepalen dat artikel 3.1.1, aanhef en onder b, van de planregels als volgt komt te luiden:
"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Sport - Manege' is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
[…]
b. het aantal bezoekers per wedstrijddag niet meer dan 50 personen bedraagt, met dien verstande dat 30 personen tegelijkertijd aanwezig mogen zijn;"
16.2.  Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
17.     Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân van 22 september 2020 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân van 22 september 2020 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens";
III.      verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen de besluiten van 17 januari 2023 en 4 juli 2023 van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân tot het gewijzigd vaststellen van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" ongegrond;
IV.      verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân van 17 januari 2023 tot het gewijzigd vaststellen van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" gegrond;
V.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân van 17 januari 2023 tot het gewijzigd vaststellen van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" voor zover het artikel 3.1.1, onder b, van de planregels betreft;
VI.      bepaalt dat artikel 3.1.1, onder b, van de planregels als volgt komt te luiden: "het aantal bezoekers per wedstrijddag niet meer dan 50 personen bedraagt, met dien verstande dat 30 personen tegelijkertijd aanwezig mogen zijn";
VII.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit van 17 januari 2023, voor zover dit is vernietigd;
VIII.    verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 4 juli 2023 van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân tot het gewijzigd vaststellen van het wijzigingsplan "[locatie] te Wetsens" ongegrond;
IX.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân tot vergoeding van bij [appellant sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.656,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
X.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt:
a. € 178,00 aan [appellant sub 1];
b. € 178,00 aan [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Wortmann
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
288-944