ECLI:NL:RVS:2023:3145

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
202107380/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om correctie van persoonsgegevens door appellant tegen de commissie bezwaarschriften van de gemeente Nijkerk

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 4 oktober 2021 zijn beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft een verzoek van [appellant] aan de commissie bezwaarschriften van de gemeente Nijkerk om een zin in een advies te corrigeren. De zin in kwestie, die stelt dat 'altijd een buffer op zijn rekening heeft staan', werd door de commissie niet gecorrigeerd, omdat zij deze niet als een besluit beschouwde en meende dat het geen persoonsgegevens bevatte. De rechtbank heeft deze opvatting bevestigd en het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard.

[appellant] heeft echter betoogd dat de zin wel degelijk een persoonsgegeven is en dat de reactie van de commissie op zijn verzoek om correctie een besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Afdeling oordeelt dat de zin inderdaad een persoonsgegeven is en dat de reactie van de commissie op het verzoek van [appellant] als een besluit moet worden beschouwd. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het verzoek van [appellant] niet betrekking had op persoonsgegevens.

De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit op bezwaar van de commissie, en verklaart het hoger beroep gegrond. De Afdeling oordeelt dat de commissie de zin niet had moeten wijzigen, omdat het verzoek van [appellant] niet alleen om correctie vroeg, maar ook om een inhoudelijke aanvulling. De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit.

Uitspraak

202107380/1/A3.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 oktober 2021 in zaak nr. 20/4640 in het geding tussen:
[appellant]
en
de commissie bezwaarschriften van de gemeente Nijkerk.
Procesverloop
Bij brief van 1 mei 2020 heeft de commissie meegedeeld dat zij de passage "altijd een buffer op zijn rekening heeft staan" niet zal corrigeren zoals [appellant] heeft verzocht.
Bij besluit van 20 juli 2020 heeft de commissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 oktober 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 10 juli 2023, waar beide partijen niet zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft een behandeling bij de tandarts gehad. De kosten daarvan kan hij niet betalen en daarom heeft hij de gemeente gevraagd of zij daarvoor bijzondere bijstand wil geven. Tijdens de hoorzitting bij de commissie hierover heeft zijn gemachtigde uitleg gegeven over zijn financiële situatie. In het advies van de commissie aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente staat de zin "Gemachtigde heeft ter zitting overigens eveneens gesteld dat haar zoon altijd een buffer op zijn rekening heeft staan voor onverwachte uitgaven". [appellant] vindt dat de context waarin deze zin is gezegd ook in het advies moet staan. Daarom heeft [appellant] een verzoek ingediend om de zin in het advies te corrigeren in een passage waarin staat dat hij niet een aanzienlijk bedrag op zijn rekening heeft staan en eigenlijk schulden heeft omdat zijn ouders hem geld voorschieten dat hij moet terugbetalen.
Volgens de commissie is haar reactie op het verzoek van [appellant] geen besluit en bevat de zin geen persoonsgegevens. De rechtbank is het daarmee eens en heeft geoordeeld dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de commissie.
De regels die van belang zijn
2.       De regels die van belang zijn in dit geval zijn de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG), de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de UAVG) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Kort samengevat volgt uit de toepasselijke bepalingen dat als sprake is van een persoonsgegeven een beslissing op een verzoek om correctie een besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Hoger beroep
Wat heeft [appellant] aangevoerd?
3.       [appellant] betoogt dat de AVG van toepassing is op zijn verzoek. De zin heeft namelijk betrekking op zijn financiële situatie en dat is volgens hem een persoonsgegeven. Een beslissing op een verzoek om correctie van zo’n persoonsgegeven is een besluit waartegen kan worden opgekomen. [appellant] verwijst daarvoor naar bepalingen in de AVG en de UAVG. De rechtbank had aan die regelingen moeten toetsen en niet alleen aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder vindt [appellant] dat uit de aangevallen uitspraak niet genoeg blijkt dat zijn standpunten zijn meegenomen in de beoordeling.
Heeft [appellant] procesbelang?
4.       De Afdeling oordeelt dat [appellant] procesbelang heeft. [appellant] wil nog steeds dat de zin wordt gecorrigeerd. Daarvoor is van belang dat de Afdeling een oordeel geeft over de vraag of de reactie op zijn verzoek een besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Die vraag ligt voor in dit hoger beroep.
Het oordeel van de Afdeling
5.       De Afdeling geeft [appellant] wel gelijk dat de reactie op zijn verzoek een besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt, maar zal de commissie niet opdragen de zin zo aan te passen zoals [appellant] dat wil.
De Afdeling heeft alle stukken gelezen. Aan de hand van de gronden die [appellant] heeft aangevoerd en die relevant zijn voor de beoordeling van het hoger beroep zal de Afdeling hieronder toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling zal eerst beoordelen of de AVG van toepassing is. Dat is alleen het geval als het gaat om een persoonsgegeven. Daarom zal de Afdeling met de beantwoording van die vraag beginnen.
Is de zin een persoonsgegeven?
6.       De Afdeling oordeelt dat de zin een persoonsgegeven is als bedoeld in de AVG. De zin bevat namelijk informatie die kenmerkend is voor de economische identiteit van [appellant] en binnen de context herleidbaar is tot hem.
Voor dit oordeel vindt de Afdeling steun in de definitiebepaling van persoonsgegeven in de AVG en de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Volgens de definitiebepaling van de AVG is alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon een persoonsgegeven. Als identificeerbaar wordt volgens de definitiebepaling beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon. Het begrip persoonsgegeven heeft dus een ruime definitie. Zo wordt het begrip ook uitgelegd door het Hof van Justitie (zie bijvoorbeeld het arrest van 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:994, punt 33 en volgende). De rechtbank heeft dus ten onrechte overwogen dat het verzoek van [appellant] niet ziet op persoonsgegevens.
Is de reactie van de commissie een besluit?
6.1.    De Afdeling beantwoordt deze vraag met ja.
[appellant] heeft in zijn verzoek gevraagd om correctie van de zin als bedoeld in artikel 16 van de AVG. Aangezien de zin in dit geval een persoonsgegeven is, is de AVG van toepassing op het verzoek. De commissie had het verzoek van [appellant] dus aan de hand van artikel 16 van de AVG moeten beoordelen. Een reactie op zo’n verzoek is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Daarvoor hoeft niet ook nog te worden getoetst aan artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Uit artikel 34 van de UAVG volgt namelijk al dat de reactie op het verzoek een besluit is als bedoeld in de Awb. Tegen dat besluit kan bezwaar worden gemaakt.
De rechtbank heeft dus ten onrechte geoordeeld dat de reactie van de commissie op het verzoek van [appellant] geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het oordeel van de rechtbank dat de commissie terecht zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, is daarom niet juist.
Het betoog van [appellant] slaagt.
Tussenconclusie over het hoger beroep
7.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling ook het besluit op bezwaar vernietigen omdat dat is genomen in strijd met de AVG gelezen in samenhang met de UAVG en de Awb. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat de commissie in haar schriftelijke uiteenzetting een inhoudelijke beoordeling van het verzoek heeft gegeven.
Had de commissie de zin moeten wijzigen?
- nader standpunt van de commissie
8.       De commissie stelt zich op het standpunt dat het verzoek om correctie moet worden afgewezen omdat [appellant] met de gevraagde wijziging een inhoudelijke aanvulling wil en artikel 16 van de AVG daar niet over gaat.
- standpunt van [appellant]
9.       [appellant] betoogt dat artikel 16 van de AVG de betrokkene het recht geeft om de onjuiste zin te corrigeren. Dat kan volgens [appellant] ook een correctie zijn in verband met de context waarin de zin is gezegd.
Moet de zin worden gerectificeerd?
10.     Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2642) volgt uit de tekst van artikel 16 van de AVG dat het recht op rectificatie ook het recht op vervollediging van onvolledige persoonsgegevens omvat. Het is echter niet zo dat deze bepaling in algemene zin recht geeft op aanvulling van teksten, zoals in dit geval het advies van de commissie. De door [appellant] gewenste wijziging is niet een vervollediging van hem betreffende persoonsgegevens, maar een inhoudelijke wijziging. Daar is artikel 16 van de AVG niet voor bedoeld. De commissie heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om het advies in de door [appellant] gewenste zin aan te passen.
Tussenconclusie over het bezwaar:
11.     Het bezwaar van [appellant] is ongegrond. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit op bezwaar.
Proceskosten
12.     De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 oktober 2021 in zaak nr. 20/4640;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit op bezwaar van 20 juli 2020, kenmerk 186727;
V.       verklaart het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 1 mei 2020, kenmerk 167130 ongegrond;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     gelast dat de commissie bezwaarschriften van de gemeente Nijkerk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.TH. Drop, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
290
AVG
Artikel 4
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)       „persoonsgegevens": alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene"); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
Artikel 16
Recht op rectificatie
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
UAVG
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Awb
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. […]