ECLI:NL:RVS:2023:3138

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
202302300/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot verlenging geldigheidsduur studieresultaten masteropleiding Tandheelkunde

In deze zaak heeft de appellant, een student aan de Faculteit der Tandheelkunde van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), beroep ingesteld tegen de beslissing van de examencommissie om zijn verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn studieresultaten af te wijzen. De examencommissie had bepaald dat behaalde studieresultaten na vier jaar komen te vervallen, en dat resultaten van vóór 1 september 2018, die als verouderd werden beschouwd, niet meer geldig waren. Dit leidde tot het vervallen van 71 van de 110 ECTS die de appellant had behaald.

De appellant had administratief beroep ingesteld bij het college van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam (CBE), dat zijn beroep ongegrond verklaarde. De appellant voerde aan dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor zijn broer, niet voldoende waren meegewogen en dat hij een studieplan had opgesteld dat aantoont dat hij zijn opleiding kon afronden. Hij stelde ook dat de examencommissie de mogelijkheid had moeten overwegen om hem een vervangend tentamen aan te bieden in plaats van zijn resultaten te laten vervallen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het CBE terecht had geconcludeerd dat de examencommissie het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur mocht afwijzen. De Afdeling benadrukte het belang van actuele kennis en vaardigheden voor afgestudeerden in de tandheelkunde en oordeelde dat de examencommissie in redelijkheid tot haar beslissing kon komen. De persoonlijke omstandigheden van de appellant werden niet als zodanig zwaarwegend beschouwd dat deze de beslissing van de examencommissie konden ondermijnen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

202302300/1/A2.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 28 oktober 2022 heeft de examencommissie van de Faculteit der Tandheelkunde van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (hierna: de examencommissie van het ACTA) het verzoek van [appellant] om de geldigheidsduur van de resultaten van zijn masteropleiding Tandheelkunde te verlengen afgewezen.
Hiertegen heeft [appellant] administratief beroep ingesteld.
Bij beslissing van 2 maart 2023 heeft het CBE het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 juli 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. V. Karmiris, is verschenen. Het CBE, vertegenwoordigd door [gemachtigden] heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt sinds februari 2014 de voltijd masteropleiding tandheelkunde aan het ACTA. Op 17 juni 2022 heeft [appellant] een e-mail van de examencommissie gekregen met de mededeling dat behaalde studieresultaten na vier jaar komen te vervallen. Naar aanleiding van dit bericht heeft [appellant] de examencommissie verzocht om de geldigheidsduur van zijn studieresultaten te verlengen. De examencommissie heeft dit verzoek bij de beslissing van 28 oktober 2022 afgewezen en bepaald dat alle studieresultaten van vóór 1 september 2018, waarbij sprake is van verouderde kennis, komen te vervallen. Met deze beslissing komen 71 van de 110 ECTS die [appellant] tot dan toe had behaald, te vervallen.
Bestreden beslissing
2.       Het CBE heeft geconcludeerd dat de gehanteerde vervaltermijnen voor de tentamenresultaten niet leiden tot een zodanig onredelijke uitkomst dat deze buiten toepassing moeten blijven. De examencommissie heeft gemotiveerd waarom de kennis is verouderd en kon volgens het CBE in redelijkheid tot de bestreden beslissing komen. De persoonlijke omstandigheden van [appellant] wegen niet op tegen het belang om te waarborgen dat de student voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het behalen van een graad. Ook de omstandigheid dat het met deze beslissing voor [appellant] zeer moeilijk wordt om de opleiding af te ronden is voor het CBE niet van doorslaggevend belang. Het CBE heeft het administratief beroep van [appellant] om die reden ongegrond verklaard.
Het geschil in beroep
3.       Tegen de beslissing van het CBE heeft [appellant] beroep ingesteld. Hierbij voert hij aan dat de examencommissie, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, zijn verzoek om de geldigheidsduur van zijn tentamenresultaten te verlengen, niet zonder meer kon afwijzen. [appellant] stelt dat hij onder andere de zorg voor zijn broer op zich heeft genomen, waardoor hij beperkt is in zijn studiebelastbaarheid. Hij heeft echter een studieplan opgesteld waaruit blijkt dat er concreet zicht is op het afronden van de opleiding. Ook werkt hij al meerdere jaren twee à drie dagen in de week bij een aantal tandartspraktijken, onder het toezicht van BIG-geregistreerde tandartsen, waardoor hij zijn klinische vaardigheden op peil heeft gehouden. [appellant] voert aan dat de examencommissie daarom toepassing had moeten geven aan de bevoegdheid om, in plaats van de resultaten te laten vervallen, aan hem een vervangend tentamen op te leggen om te toetsen of hij al dan niet over de vereiste kennis beschikt. Tenslotte betoogt [appellant] dat toepassing had moeten worden gegeven aan de hardheidsclausule, omdat hij met deze beslissing onevenredig wordt benadeeld. Deze beslissing betekent namelijk dat hij vrijwel de gehele master opnieuw moet volgen terwijl er concreet zicht is op het afronden van de opleiding. Het CBE is daar volgens [appellant] ten onrechte aan voorbijgegaan.
Beoordeling van het beroep
4.       De Afdeling is van oordeel dat het CBE zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de examencommissie het verzoek om de geldigheidsduur van de tentamenresultaten te verlengen mocht afwijzen. Hiertoe overweegt de Afdeling als volgt.
Op grond van artikel 7.10, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is voor de opleiding tandheelkunde in artikel 8.2, eerste lid, onder b, van de Onderwijs- en Examenregeling (hierna: de OER) een geldigheidsduur van vier jaar voor tentamens vastgelegd waarvan de kennis die is getoetst en/of onderwezen aantoonbaar is veranderd of vernieuwd. Op de zitting heeft het CBE toegelicht dat niet alle resultaten van vóór 1 september 2018 zijn komen te vervallen, maar alleen de resultaten waarvan de kennis ook daadwerkelijk aantoonbaar is verouderd. Artikel 8.2, tweede lid, van de OER biedt de examencommissie de mogelijkheid om een student een aanvullend of vervangend tentamen op te leggen als alternatief voor het laten vervallen van de tentamenresultaten.
Met de beperking van de geldigheidsduur wordt gewaarborgd dat studenten die het diploma ontvangen op dat moment in het bezit zijn van actuele kennis, inzichten en vaardigheden. Na het behalen van de masteropleiding Tandheelkunde gaan de afgestudeerden immers vaak als tandarts individuele gezondheidszorg leveren aan patiënten. Het CBE heeft, gezien het civiele effect dat aan een diploma voor de opleiding Tandheelkunde is verbonden, veel belang mogen hechten aan de verantwoordelijkheid van de examencommissie bij de afgifte van diploma's.
Gelet op wat het CBE daarover naar voren heeft gebracht moet ervan worden uitgegaan dat de kennis van de vakken waarvan de resultaten zijn vervallen, aantoonbaar is veranderd of vernieuwd. Het betoog van [appellant] dat met een aanvullend of vervangend tentamen kan worden getoetst of hij over de vereiste kennis beschikt, volgt de Afdeling niet. Zoals het CBE op de zitting heeft toegelicht is dit, gelet op de omvang van de resultaten die met deze beslissing zijn komen te vervallen, geen optie. De omstandigheid dat [appellant] werkzaam is geweest in een aantal tandartspraktijken, waar hij volgens zijn verklaring ter zitting een veel groter aantal vullingen heeft geplaatst dan tijdens de opleiding is vereist, maakt dit niet anders. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden buiten het toezicht van de opleiding. Bovendien omvat het curriculum van de opleiding een veel breder scala aan (klinische) vaardigheden dan de vaardigheden die [appellant] bij zijn werk als niet gekwalificeerd tandarts in de tandartsenpraktijken heeft kunnen toepassen.
Het CBE heeft zich in zoverre terecht op het standpunt gesteld dat de examencommissie het verzoek van [appellant] mocht afwijzen. Dit betoog slaagt niet.
4.1.    Voor zover [appellant] een beroep doet op de hardheidsclausule omdat er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden en betoogt dat de beslissing daarnaast leidt tot een onevenredige benadeling, omdat hij praktisch teruggezet wordt naar het eerste jaar van de master, overweegt de Afdeling het volgende.
Met het CBE constateert de Afdeling dat [appellant] verschillende keuzes heeft gemaakt die van invloed zijn geweest op de voortgang van zijn opleiding, waaronder het op zich nemen van de zorg voor zijn broer, het zich inspannen voor het verwezenlijken van een dagbesteding voor die broer en de keuze om meerdere dagen per week te gaan werken in een aantal tandartspraktijken. Hoewel de Afdeling zich kan voorstellen dat [appellant] zich genoodzaakt zag de zorg voor zijn broer op zich te nemen mede in verband met de voortschrijdende leeftijd van hun ouders, heeft hij daarnaast andere keuzes gemaakt, waardoor hij nu al veel langer studeert dan de drie jaar die voor de masteropleiding staat. Dat met de bestreden beslissing het merendeel van zijn studiepunten komt te vervallen, maakt niet dat sprake is van onevenredige benadeling. Het maatschappelijke belang dat het diploma garant staat voor actuele kennis, inzichten en vaardigheden heeft het CBE zwaarder mogen laten wegen dan het nadeel dat [appellant] ondervindt als gevolg van deze beslissing. Het CBE mocht concluderen dat de hardheidsclausule niet hoefde te worden toegepast. Ook dit betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
97-1064
Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.10
[…]
4. Het instellingsbestuur kan de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens beperken, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur in een individueel geval te verlengen. De geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegd tentamen kan uitsluitend worden beperkt, indien de getentamineerde kennis of het getentamineerde inzicht aantoonbaar verouderd is, of indien de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar verouderd zijn. Het instellingsbestuur stelt nadere regels vast omtrent de uitvoering van dit lid en over de wijze waarop bij het beperken van de geldigheidsduur in redelijkheid rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 7.51, tweede lid. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens wordt in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 7.51, tweede lid, ten minste verlengd met de duur van de op grond van artikel 7.51, eerste lid, toegekende financiële ondersteuning.
Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Tandheelkunde 2021-2022
Deel A: facultair deel
Artikel 3.8 Geldigheidsduur resultaten
1. De geldigheidsduur van behaalde tentamens en vrijstellingen voor tentamens is onbeperkt, tenzij in deel B anders is bepaald.
[…]
3. Een student die gedurende een aaneengesloten periode van 6 maanden of meer geen patiënt heeft behandeld in het kader van een onderwijseenheid, c.q. geen klinisch practicum heeft gevolgd, dient een proeve van bekwaamheid af te leggen. De proeve van bekwaamheid wordt vastgesteld door de chef de clinique Integrale Mondzorg, in afstemming met de examinator, en omvat een niet-patiënt gebonden onderdeel, alsmede een patiënt gebonden onderdeel, waarbij beoordeeld wordt of de basis competenties op niveau zijn. Het niet-patiënt gebonden onderdeel dient met een voldoende te worden afgerond alvorens er gestart wordt met het patiënt gebonden onderdeel. Beide onderdelen dienen met een voldoende te worden afgerond.
Artikel 5.1 Hardheidsclausule
In gevallen waarin de onderwijs- en examenregeling niet voorziet, en in gevallen waarin sprake is van onevenredige benadeling of onbillijkheid van overwegende aard, beslist de decaan waaronder de opleiding valt, tenzij het de bevoegdheid van de examencommissie betreft.
Deel B1: Opleidingsspecifiek deel
Artikel 8.2 Geldigheidsduur resultaten
1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen voor tentamens is beperkt, en wel als volgt:
a.       de geldigheidsduur van praktische oefeningen waaronder de (pre)klinische toetsen is beperkt tot een periode van vier jaar volgend op het studiejaar waarin het desbetreffende onderdeel met goed gevolg is afgelegd;
b.       de geldigheidsduur van tentamens is beperkt tot een periode van vier jaar volgend op het studiejaar waarin het desbetreffende onderdeel met goed gevolg is afgelegd, indien de kennis die is getoetst en/of onderwezen in het onderwijsonderdeel aantoonbaar is veranderd dan wel vernieuwd;
[…]
2. Een student kan de examencommissie verzoeken de geldigheidsduur van een tentamen of vrijstelling te verlengen. Indien de getentamineerde kennis of het getentamineerde inzicht aantoonbaar verouderd is, of indien de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar verouderd zijn, kan de examencommissie een aanvullend tentamen opleggen, een vervangend tentamen opleggen of verlenging van de geldigheidsduur weigeren.
[…]