ECLI:NL:RVS:2023:313
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 27 mei 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat de staatssecretaris deze termijn overschrijdt. De staatssecretaris heeft vervolgens op 4 juli 2022 de asielaanvraag ingewilligd.
In hoger beroep heeft de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank aangevochten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 januari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft verder vastgesteld dat de staatssecretaris in zijn besluit van 4 juli 2022 volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen, en dat de vreemdeling geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.