202103870/1/R3.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân,
appellante,
en
de raad van de gemeente Súdwest-Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Sneek - Herontwikkeling locatie It Skûlplak" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 24 juli 2023, waaraan [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door drs. E.L. Dekkinga, door middel van een videoverbinding hebben deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan maakt het initiatief van Stichting WoonFriesland tot herontwikkeling van de locatie "It Skûlplak" in Sneek mogelijk. Het plangebied wordt begrensd door de Doctor Bosstraat, de Doctor Kuyperlaan, de Goeman Borgesiuslaan en het te behouden S-vormige wooncomplex aan de Troelstrakade. Het plan voorziet in de vervanging van 48 bestaande sociale huurwoningen in het plangebied door 64 nieuwe sociale huurwoningen. Het gaat daarbij om 19 grondgebonden woningen ten westen van het S-vormige wooncomplex en een appartementencomplex met 45 appartementen ten noorden daarvan.
[appellante] woont aan de [locatie] in Sneek, in de omgeving van het plangebied. Zij is het niet eens met de vaststelling van het bestemmingsplan.
Kring van appellanten
2. [appellante] heeft bij het beroep een lijst met handtekeningen van verschillende omwonenden gevoegd. Dit is een kopie van de lijst die [appellante] eerder had gevoegd bij de zienswijze die zij mede namens de ondertekenaars over het ontwerp van het bestemmingsplan naar voren heeft gebracht. Uit de lijst blijkt niet dat de ondertekenaars [appellante] ook hebben gemachtigd om mede namens hen beroep tegen het latere besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in te stellen. Zoals op de zitting aan de orde is gesteld, wordt deze lijst met handtekeningen gezien als een steunbetuiging voor het beroep van [appellante]. Dat betekent dat het beroep alleen door [appellante] is ingesteld.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Betrokkenheid
4. [appellante] voert aan dat zij zich onvoldoende gehoord voelt in deze procedure. Volgens haar is te weinig gedaan met de wensen en verzoeken van omwonenden en blijven vragen en verzoeken onbeantwoord. Zij stelt dat ze betrokken wil worden bij de keuze voor de te gebruiken steensoort, de beglazing, de zonneschermen en dergelijke, en bij de groenvoorziening die de schending van hun privacy moet verminderen.
4.1. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 23 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1857) vastgesteld dat het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen en dat daarover zienswijzen naar voren konden worden gebracht en dat [appellante] van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Op de zienswijzen is gereageerd in een zienswijzennota die de raad samen met het bestemmingsplan heeft vastgesteld. In zoverre is volgens de voorzieningenrechter niet gebleken dat het bestemmingsplan in strijd met de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen. De Afdeling ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen. Zoals op de zitting is gebleken, voelt [appellante] zich niettemin onvoldoende gehoord. Zij wil ook graag nader betrokken worden bij de uitvoering van het plan, dan wel overleg over de mogelijkheden om alsnog tot een gewijzigde planregeling te komen, vooral waar het de hoogte van het appartementengebouw betreft. De Afdeling overweegt dat er geen wettelijke verplichting geldt tot het voeren van overleg zoals [appellante] dat graag zou willen. Ook als zo'n overleg niet zou plaatsvinden, kan dat geen reden zijn om het bestemmingsplan te vernietigen. Daarom slaagt het betoog van [appellante] niet.
Privacy
5. [appellante] betoogt dat het plan tot een onaanvaardbare schending van privacy voor omwonenden leidt, omdat het een appartementencomplex van zes woonlagen met een hoogte van 16 m mogelijk maakt, juist aan de kant die uitkijkt op haar woning. Volgens haar heeft de raad ten onrechte aangenomen dat opgaand groen rond het appartementencomplex een voldoende afschermende werking heeft.
5.1. In de zienswijzennota staat dat de afstand tussen het appartementencomplex dat in het plan is voorzien en de dichtstbijzijnde woning aan de Leeuwarderkade/hoek Berkenlaan - de woning van [appellante] - ongeveer 55 m is. Vanwege deze relatief grote afstand en het aanwezige opgaande groen zal het zicht vanuit het appartementencomplex in de woningen aan de Leeuwarderkade volgens de raad, als dit er al is, minimaal zijn. Mede gelet op de mogelijkheden die het voorgaande bestemmingsplan al bood, zal er geen sprake zijn van extra schending van privacy. Omdat de woningen van de andere indieners van de zienswijze op nog grotere afstand staan, zal ook daar geen sprake zijn van extra schending van privacy, aldus de raad.
De Afdeling ziet geen reden aanleiding voor het oordeel dat de raad over het aspect privacy in de zienswijzennota geen goede afweging heeft gemaakt. Het betoog van [appellante] slaagt daarom niet.
Behoefte aan woningen
5.2. [appellante] heeft tot slot gewezen op een artikel uit de Leeuwarder Courant van 19 mei 2021, waaruit volgens haar blijkt dat er geen behoefte is aan nieuwe appartementen in Sneek. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 23 augustus 2021 vastgesteld dat dit krantenartikel over koopappartementen met een relatief hoge vraagprijs gaat, en niet over sociale huurwoningen zoals hier aan de orde. De Afdeling ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen. Ook dit betoog slaagt daarom niet.
Conclusie
6. Het beroep slaagt niet.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Wortmann
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Witsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
727