ECLI:NL:RVS:2023:3120

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
202202549/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke herziening van het wijzigingsplan Glaspark in Leerdam met betrekking tot geluidshinder en parkeeroverlast

Op 16 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen [appellante], eigenaar van Kampeerbosje Leerdam, en het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden. Het college had op 4 april 2022 het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Glaspark' vastgesteld, dat een wijziging van het bestemmingsplan 'Glaspark Leerdam' mogelijk maakte. Dit wijzigingsplan voorzag in de uitbreiding van sportpark Glaspark, wat leidde tot bezorgdheid bij [appellante] over toenemende parkeeroverlast en geluid- en lichthinder.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college de belangen van het stiltegebied niet voldoende heeft afgewogen tegen de belangen van de uitbreiding van het sportpark. De rapporten van het akoestisch onderzoek gaven geen duidelijkheid over de geluidsbelasting in het stiltegebied, waardoor het college niet kon concluderen dat de geluidsnormen niet zouden worden overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van het college in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en de omgevingsverordening.

De uitspraak resulteerde in de vernietiging van het besluit van het college en de verplichting om binnen vier weken de nodige aanpassingen te maken. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante]. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke ordening en de noodzaak om adequaat te reageren op zienswijzen van betrokkenen.

Uitspraak

202202549/1/R4.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2022 heeft het college het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Glaspark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 juni 2023, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door mr. H.I. Slager en A.M.J. de Braal, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij], bijgestaan door [gemachtigde C], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan "Glaspark Leerdam", vastgesteld door de raad van de toenmalige gemeente Leerdam op 6 december 2018, om een uitbreiding van sportpark Glaspark mogelijk te maken. Het college heeft het plan vastgesteld met toepassing van de artikelen 3.6.1 en 4.6.1 van de regels van het bestemmingsplan. Door het wijzigingsplan is de bestemming van een stuk grond dat in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met waarden" had, gewijzigd in de bestemming "Sport", en is aan een stuk grond met de bestemming "Sport" een bouwvlak toegevoegd.
2.       [appellante] is eigenaar van Kampeerbosje Leerdam, dat zich ten noorden van het plangebied bevindt. Het Kampeerbosje is een natuurkampeerterrein, gelegen in een stiltegebied. [appellante] woont zelf op het terrein van het Kampeerbosje. [appellante] vreest dat de parkeeroverlast bij het sportpark toeneemt en dat de geluid- en lichthinder die zij nu al ervaart, door de uitbreiding van het sportpark nog groter wordt.
3.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niet af aan de plicht van het college om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
Procedure en privacy
4.       [appellante] betoogt dat het college ondanks herhaalde verzoeken van haar kant geen informatie heeft verschaft over de procedure van het wijzigingsplan. Ook betoogt [appellante] dat het college onzorgvuldig is geweest ten aanzien van de privacy rondom de door haar ingediende zienswijze. Daartoe stelt zij dat de ondernemer die in het plangebied een sportgebouw wil realiseren, zonder aankondiging haar privéterrein heeft betreden om in discussie te gaan over de ingediende zienswijze.
4.1.    Het college neemt het standpunt in dat het besluit op juiste wijze is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op 20 oktober 2021 is aan [appellante] meegedeeld dat er naar aanleiding van de ingediende zienswijze nader onderzoek wordt uitgevoerd en dat dit geruime tijd kost. Ook is er in de tussentijd verschillende malen contact via e-mail geweest over de procedure.
4.2.    Niet is gebleken dat het college in de wijzigingsprocedure informatie niet aan [appellante] heeft overgelegd waartoe het college wel verplicht was. Voor zover [appellante] heeft betoogd dat het college haar persoonsgegevens ten onrechte heeft gedeeld met de ondernemer die in het plangebied het sportgebouw wil realiseren, overweegt de Afdeling dat, daargelaten of die gegevens zijn gedeeld, dit niet kan leiden tot de conclusie dat het wijzigingsplan ten onrechte is vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
Vragen in de zienswijze over maatschappelijke doelen
5.       [appellante] betoogt dat het college niet heeft gereageerd op haar vraag in haar zienswijze in welke maatschappelijke doelen ter vergroting van de leefkwaliteit in de omgeving het wijzigingsplan voorziet, en evenmin op haar vragen over de economische haalbaarheid en waarom de gemeente de initiatiefnemer is voor het sportveld.
5.1.    Het college heeft in de zienswijzenota toegelicht dat het wijzigingsplan voorziet in de maatschappelijke doelen sport en gezondheid. In zijn verweerschrift heeft het college verder nog toegelicht dat het specifiek gaat om verenigingssport, maar dat er ook sportactiviteiten en sportevenementen worden geïnitieerd vanuit onderwijs, gezondheid of integratie. Het college heeft verder in de zienswijzenota uiteengezet dat het plan economisch haalbaar is. In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat de gemeente de initiatiefnemer is voor het sportveld omdat dat volgt uit het sportbeleid.
5.2.    Gelet op de zienswijzenota en de toelichting in het verweerschrift, heeft het college adequaat gereageerd op de door [appellante] in haar zienswijze opgeworpen punten. De Afdeling ziet niet dat in de zienswijze aan de orde gestelde kwesties onbesproken zijn gebleven.
Het betoog slaagt niet.
Ladder voor duurzame verstedelijking
6.       [appellante] betoogt dat niet aan de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de ladder) wordt voldaan. Daartoe voert zij aan dat niet is aangetoond dat er behoefte is aan een gebouw met sportschool en sportfysiotherapie en het extra sportveld. Volgens [appellante] is de uitbreiding met het extra veld gebaseerd op een verwachting en niet op een gedegen behoefteonderzoek. Verder zijn er volgens haar in Leerdam veel sportscholen die over genoeg capaciteit beschikken. Ook staan er in stedelijk gebied van Leerdam veel panden leeg. Volgens [appellante] kan sportfysiotherapie uitstekend in een bestaande fysiotherapiepraktijk uitgeoefend worden of in een kleedkamer van het grote clubhuis.
6.1.    Het college neemt het standpunt in dat de behoefte aan de uitbreiding aannemelijk is gemaakt. Daarbij is volgens het college van belang dat de uitbreiding van het sportpark al als wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan en toen al is bepaald dat de behoefte aan uitbreiding te verwachten is.
6.2.    Artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt:
"stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;".
Artikel 3.1.6, tweede lid, luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
6.3.    Bij het vaststellen van een wijzigingsplan zal artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in acht moeten worden genomen indien het wijzigingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (uitspraken van de Afdeling van 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:307, en 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1398).
6.4.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar overzichtsuitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, over artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, moet bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologisch beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan.
Voor de nu voorliggende beoordeling is van belang dat wanneer het voorgaande bestemmingsplan niet bij recht voorzag in de voorgenomen stedelijke ontwikkeling, maar in een, ten tijde van de vaststelling van het nieuwe plan niet benutte, wijzigingsbevoegdheid voor de desbetreffende stedelijke ontwikkeling en het nieuwe plan bij recht voorziet in deze stedelijke ontwikkeling, deze ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling is en derhalve voldaan dient te worden aan de in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro genoemde eisen. Een wijzigingsbevoegdheid geeft immers slechts de mogelijkheid om de bestaande bestemming te wijzigen in een bij het bestemmingsplan in beginsel aanvaardbaar geachte bestemming.
In de overzichtsuitspraak staat ook dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt.
6.5.    De Afdeling ziet geen aanleiding om het college niet te volgen in zijn in de plantoelichting neergelegde standpunt dat zowel de sporthal als het extra veld is aan te merken als een "andere stedelijke voorziening" als bedoeld artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro, al omdat deze deel gaan uitmaken van het bestaande sportpark. Daarbij voorziet het wijzigingsplan bij recht in de ontwikkeling van een sportgebouw met een ruimtebeslag van meer dan 500 m², namelijk maximaal 600 m2, terwijl het perceel waar het sportveld mag komen een oppervlakte van ruim 15.000 m2 heeft. Dit is daarmee voldoende substantieel. Ook staan de planregels de bouw van lichtmasten van maximaal 20 m, en erf- en terreinafscheidingen van maximaal 3 m hoog toe.
6.6.    In de plantoelichting heeft het college verder uiteengezet dat het sportpark wordt gebruikt door meerdere sportverenigingen en voor sportdoeleinden. Daardoor was op voorhand bekend dat het sportpark op termijn zou moeten uitbreiden door toekomstige groei. Om die reden zijn in het bestemmingsplan de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het sportpark ligt in de kernrandzone van Leerdam, die direct aansluit op stedelijk gebied en bestaande voorzieningen, waardoor kan worden gesproken van efficiënt ruimtegebruik. In zijn verweerschrift heeft het college toegelicht dat de aan sport gerelateerde functies goed passen op een sportpark, binnen de geldende bestemming "Sport". Op de zitting is toegelicht dat het niet ongebruikelijk is om sportgebouwen te realiseren op een sportcomplex, omdat geblesseerde spelers daardoor in de nabijheid van hun team aan revalidatie kunnen doen. Ook heeft het sportgebouw een extra functie binnen het sportcomplex, omdat de exploitant van het sportgebouw gedurende de dag een oogje in het zeil kan houden op het gebruik van het sportcomplex. Wat betreft het sportveld heeft het college op de zitting toegelicht dat de verwachting is dat dit volgend sportseizoen nodig is.
6.7.    Gelet op de toelichting bij het wijzigingsplan, de toelichting bij het bestemmingsplan, het verweerschrift en de extra toelichting tijdens de zitting ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de uitbreiding wordt voorzien in een redelijkerwijs aan te nemen behoefte, in welke behoefte niet elders al wordt voorzien of kan worden voorzien. Dat er panden in Leerdam leegstaan, maakt niet dat deze een reëel alternatief zijn. De Afdeling kan het college volgen in zijn standpunt dat het bouwen van de sporthal op het sportpark ter plaatse van toegevoegde waarde is. In het door [appellante] op de zitting gestelde, dat de clubs die gebruikmaken van het sportpark geen wachtlijsten voor nieuwe leden hebben, ziet de Afdeling geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Dat de clubs op dit moment geen wachtlijsten hebben, betekent namelijk niet per definitie dat er geen behoefte is aan een extra veld en het sportgebouw.
Het betoog slaagt niet.
Geluidhinder
7.       [appellante] betoogt dat de geluidsnormen voor het sportpark en de geluidsniveaus voor het stiltegebied in de huidige situatie al worden overschreden. Dat blijkt volgens haar uit het aanvullende akoestisch onderzoek dat het college heeft laten uitvoeren. Volgens haar zal de geluidsoverlast door het wijzigingsplan toenemen.
7.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat uit akoestisch onderzoek volgt dat de uitbreiding van het sportpark er niet toe leidt dat de bij de omliggende woningen in acht te nemen geluidsnormen worden overschreden.
7.2.    Het college heeft SPA WNP ingenieurs akoestisch onderzoek laten doen naar de gevolgen van het wijzigingsplan. Het college heeft toegelicht dat de resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in twee rapporten. Het rapport van 1 april 2022 ziet op alleen het wijzigingsplan. Het rapport van 30 maart 2022 ziet op het gehele sportpark in de nieuwe situatie. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met verschillende geluidsbronnen vanaf het sportpark, zoals stemgeluid van spelers en toeschouwers, het slaan tegen de bal bij hockey, de fluit van de scheidsrechter en autoverkeer. In het rapport van het akoestisch onderzoek staat dat in de nieuwe situatie kan worden voldaan aan de normen zoals neergelegd in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ook staat in het rapport dat de activiteiten in de sporthal geen relevante geluidpieken veroorzaken. [appellante] heeft geen gronden aangevoerd waarmee zij aannemelijk maakt dat in het onderzoek ten onrechte is geconcludeerd dat wordt voldaan aan de normen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Daarom heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat deze normen in acht worden genomen.
Het betoog faalt in zoverre.
7.3.    Voor zover [appellante] betoogt dat zij hinder ervaart door harde muziek afkomstig van het sportpark, overweegt de Afdeling dat geluidsoverlast door harde muziek een handhavingskwestie is. Als de exploitant van het sportpark zich niet houdt aan de geluidsnormen voor het sportpark, kan zij het college vragen handhavend op te treden. Die overlast maakt niet dat het wijzigingsplan niet kon worden vastgesteld.
Het betoog faalt ook in zoverre.
7.4.    In het onderzoeksrapport staat ook dat zowel in de huidige als in de nieuwe situatie niet wordt voldaan aan de geluidsniveaus voor het stiltegebied ten noorden van het plangebied.
7.5.    De regeling voor stiltegebieden is neergelegd in paragraaf 9.4 van de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.
Artikel 1.3 (Schakelbepaling) van die verordening luidt:
"In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder een bestemmingsplan mede verstaan:
[…] een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening; […]"
Artikel 9.23 (Aanwijzing stiltegebied en aandachtsgebied stiltegebied) luidt:
"1. Een Stiltegebied bestaat uit een Stille kern en een Bufferzone stiltegebied.
2. Een Aandachtsgebied stiltegebied is een zone van 1500 meter rondom een stiltegebied."
Artikel 9.24 (Doelstelling voor het geluidsniveau in stiltegebied) luidt:
"De regels in deze paragraaf zijn gericht op het bereiken en behouden van:
a. een 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h van ten hoogste 40 dB(A) in de Stille kern van stiltegebied; en
b. een 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h van bij voorkeur 40 dB(A) maar ten hoogste 45 dB(A) in de Bufferzone stiltegebied."
Artikel 9.27 (Instructieregel geluidsniveau in aandachtsgebied stiltegebied) luidt:
"1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Aandachtsgebied stiltegebied bevat regels die rekening houden met de doelstellingen voor het geluidsniveau bedoeld in Artikel 9.24 Doelstelling voor het geluidsniveau in stiltegebied.
2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de doelstelling voor het geluidsniveau is omgegaan."
7.6.    Het plangebied ligt binnen "Aandachtsgebied stiltegebied" zoals bedoeld in artikel 9.23 van de omgevingsverordening. Uit artikel 9.27 van de omgevingsverordening volgt dat het bestemmingsplan, in dit geval het wijzigingsplan, regels moet bevatten die rekening houden met de doelstellingen voor het geluidsniveau, bedoeld in artikel 9.24 van de omgevingsverordening. Ook volgt uit die bepaling dat de motivering van het plan een beschrijving bevat van het door de gemeente te voeren beleid over de wijze waarop met de doelstelling voor het geluidsniveau is omgegaan.
7.7.    In paragraaf 4.6.3 van de toelichting bij het wijzigingsplan staat dat de nadelige gevolgen van de uitbreiding van het sportpark ten opzichte van de bestaande situatie zeer beperkt zijn, en als zodanig geen belemmering vormen voor het wijzigingsplan. In de toelichting staat niet welke regels in het wijzigingsplan zijn opgenomen om rekening te houden met de doelstellingen voor de geluidsniveaus in het stiltegebied. De toelichting bevat ook geen beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid over de doelstellingen voor de geluidsniveaus voor het stiltegebied. Daarnaast blijkt uit de toelichting niet waarom het college tot de conclusie is gekomen dat de overschrijding van de geluidsnormen die gelden voor het stiltegebied niet leiden tot een belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan in de huidige vorm. Uit de rapporten van het akoestisch onderzoek valt niet af te leiden hoe hoog de geluidsbelasting voor het stiltegebied in de huidige situatie is en daardoor ook niet of de geluidsbelasting groter zal worden, en als dat zo is, hoeveel groter. Daardoor was het ook niet mogelijk om tot de conclusie te komen dat de geluidsbelasting voor het stiltegebied niet leidt tot een belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan; het is immers niet te overzien in welke mate de geluidsbelasting toeneemt. Daarnaast blijkt uit de toelichting niet dat het college de belangen van het stiltegebied, en daarmee de belangen van [appellante] als exploitant van het Kampeerbosje en als bewoner van een perceel gelegen in het stiltegebied, kenbaar heeft afgewogen tegen de belangen van de uitbreiding van het sportpark. Omdat de rapporten van het akoestisch onderzoek niet inzichtelijk maken in hoeverre de geluidsbelasting op het stiltegebied toeneemt, heeft het college zich daar niet zonder meer op mogen beroepen. Omdat het college de belangen van het stiltegebied niet kenbaar heeft afgewogen tegen de belangen van de uitbreiding van het sportpark, en niet heeft gemotiveerd waarom de belangen van de uitbreiding van het sportpark in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van het stiltegebied, heeft het college artikel 9.27 van de omgevingsverordening niet in acht genomen en het wijzigingsplan onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Het betoog slaagt in zoverre.
Parkeeroverlast
8.       [appellante] betoogt dat de uitkomsten van het parkeeronderzoek niet stroken met de waarnemingen die zij dagelijks bij het sportpark doet, waardoor het onderzoek volgens haar gebrekkig is. Zij voert daartoe aan dat het parkeerterrein bij het sportpark iedere zaterdag vol staat en er dan tientallen auto’s tot aan de kruising van het Recht van Ter Leede en Loosdorp en de Bruininxdeelsekade staan.
8.1.    [appellante] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het parkeeronderzoek gebrekkig is en dat niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Dat er auto’s fout worden geparkeerd, betekent niet dat het wijzigingsplan om die reden niet had mogen worden vastgesteld. De aanpak van fout geparkeerde auto’s is een kwestie van handhaving.
Het betoog slaagt niet.
Lichthinder
9.       [appellante] betoogt dat het college ten onrechte heeft gesteld dat lichthinder slechts aan de westzijde van het sportpark zal ontstaan. Zij voert aan dat de lichtmasten, die 20 m hoog mogen worden, ook lichthinder zullen veroorzaken aan de noordzijde van het sportpark.
9.1.    De afstand tussen het perceel van [appellante] en het plangebied bedraagt ongeveer 235 m. Het is mogelijk dat [appellante] het licht van de masten bij het nieuwe veld kan zien vanaf haar perceel, maar gelet op de grote afstand heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat dit zal leiden tot onaanvaardbare lichthinder. Overigens heeft het college op de zitting toegelicht dat volgens het gemeentelijke beleid gebruik wordt gemaakt van moderne armaturen waardoor verspreiding van licht naar de omgeving wordt tegengegaan.
Het betoog slaagt niet.
De vrije zichtlijn
10.     [appellante] betoogt dat de vrije zichtlijn vanaf haar perceel door de ontwikkeling van het wijzigingsplan wordt aangetast.
10.1.  De ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt, bevinden zich op ongeveer 235 m afstand van de woning van [appellante]. Zij kan het plangebied wel zien, maar dat maakt, gelet op de grote afstand, niet dat zij vanaf haar perceel geen vrij uitzicht meer heeft. De conclusie is daarom dat het wijzigingsplan geen onevenredige aantasting van de vrije zichtlijn van [appellante] veroorzaakt.
Het betoog slaagt niet.
Conclusies
11.     Uit 7.7 volgt dat het besluit van 4 april 2022 is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en artikel 9.27 van de omgevingsverordening. Het beroep is gegrond, zodat het besluit moet worden vernietigd.
12.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
13.     Het college moet de proceskosten van [appellante] vergoeden. Voor zover [appellante] heeft verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte portokosten, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb geen betrekking kan hebben op portokosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden van 4 april 2022 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Glaspark";
III.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 46,63;
V.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
371-1005