ECLI:NL:RVS:2023:3109

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
202205771/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 september 2022. Deze uitspraak verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris van 10 juni 2021, waarin de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd was afgewezen. De staatssecretaris had in dat besluit ook ambtshalve uitstel van vertrek verleend en een aanvraag van de vreemdeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 afgewezen.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere ordemaatregel op 27 oktober 2022 bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling inhoudelijk op het verzoek heeft beslist. In de uitspraak van 16 augustus 2023 heeft de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris beslist en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is afgewezen, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202205771/3/V1.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 september 2022 in zaak nr. 21/4647 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem ambtshalve krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek verleend en een aanvraag van de vreemdeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 afgewezen.
Bij besluit van 29 juli 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij uitspraak van 27 oktober 2022 in zaak nr. 202205771/2/V1 heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling inhoudelijk op het verzoek heeft beslist.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van vandaag heeft de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris beslist. Daarom wordt geen voorlopige voorziening getroffen.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
392