ECLI:NL:RVS:2023:3055

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
202300072/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring administratief beroep examencommissie geneeskunde Universiteit van Amsterdam

In deze zaak heeft de appellant, een student geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn administratief beroep door het college van beroep voor de examens. De examencommissie had op 22 juli 2021 het tentamen 'waarnemen, denken, doen - 3' van de appellant met een onvoldoende (cijfer 5) beoordeeld. De appellant was het niet eens met deze beoordeling en had administratief beroep ingesteld, maar dit beroep werd op 28 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn was ingediend. Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) verklaarde het beroep van de appellant op 17 januari 2022 gegrond, omdat er geen schikkingspoging was geweest tussen de examencommissie en de appellant. Ondanks meerdere uitnodigingen voor een minnelijk schikkingsgesprek, heeft de appellant deze afspraken herhaaldelijk afgezegd en uiteindelijk niets meer van zich laten horen. Op 14 november 2022 verklaarde het college het administratief beroep opnieuw niet-ontvankelijk, wat leidde tot het huidige beroep bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 augustus 2023 geoordeeld dat de appellant geen recht had op een gesprek tot minnelijke schikking en dat het administratief beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202300072/1/A2.
Datum uitspraak: 9 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 22 juli 2021 heeft de examencommissie van de Faculteit der Geneeskunde het tentamen "waarnemen, denken, doen - 3" van [appellant] met een onvoldoende (cijfer 5) beoordeeld.
Bij beslissing van 28 oktober 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: het CBHO).
Bij uitspraak van 17 januari 2022, in zaak CBHO 2021/133, heeft het CBHO het door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing van 28 oktober 2021 vernietigd omdat er geen schikkingspoging is geweest tussen de examencommissie en [appellant].
Bij beslissing van 14 november 2022 heeft het college het door [appellant]  ingestelde administratief beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft [appellant] beroep ingesteld bij het CBHO. Het CBHO, dat op 1 januari 2023 is opgehouden te bestaan, heeft dit beroep overgedragen aan de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2023, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Roon fysiek zijn verschenen. De vertegenwoordigers van de examencommissie [persoon A] en [persoon B] zijn digitaal verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt de studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft voor het vak "waarnemen, denken, doen - 3" het cijfer 5 gekregen en is het daar niet mee eens.
2.       [appellant] heeft administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van 22 juli 2021. Dit beroepschrift is, buiten de beroepstermijn, ontvangen op 3 september 2021. Bij e-mailberichten van 24 september 2021 en 12 oktober 2021 is [appellant] in de gelegenheid gesteld om de reden van de termijnoverschrijding kenbaar te maken. [appellant] heeft hierop niet gereageerd. Bij de beslissing van 28 oktober 2021 heeft het college het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Op 17 januari 2022 heeft het CBHO het beroep van [appellant] hiertegen gegrond verklaard en de beslissing van het college van 28 oktober 2021 vernietigd wegens het ontbreken van een minnelijk schikkingsoverleg. Naar aanleiding van de uitspraak van het CBHO is [appellant] meermaals voor een minnelijk schikkingsoverleg uitgenodigd. [appellant] heeft de gemaakte afspraken meerdere keren afgezegd. Op 21 juli 2022 heeft [appellant], voor het laatst, laten weten dat hij de examencommissie op de hoogte zou houden van een vervolggesprek. [appellant] heeft niets meer van zich laten horen. Bij de beslissing van 14 november 2022 heeft het college het door [appellant] ingestelde administratief beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, omdat het administratief beroep te laat is ingediend en onbekend is wat de reden van de termijnoverschrijding is.
Gronden
3.       [appellant] heeft aangevoerd dat hij in deze zaak (CBHO 2021/133) niets heeft vermeld over het niet willen aangaan van een gesprek tot minnelijke schikking met de examencommissie. In tegenstelling tot de bewering van het college is hij nog steeds bereid om een minnelijk schikkingsgesprek met de examencommissie af te spreken.
4.       Het college heeft een uitgebreide tijdlijn overgelegd waaruit blijkt dat door de examencommissie in een periode van januari 2022 tot en met juli 2022 gepoogd is een gesprek te plannen. Dat dit gesprek niet tot stand is gekomen is volgens het college vooral aan [appellant] toe te schrijven. Twee van de geplande gesprekken moest op het laatste moment worden afgezegd vanwege overmacht door een stroomstoring. De pogingen tot het maken van een afspraak werden door [appellant] vertraagd door late reacties en het afzeggen of niet op komen dagen. Uiteindelijk heeft [appellant] aangegeven zelf het intitiatief te zullen nemen. Toen een voorstel uitbleef heeft de examencommissie op enig moment het college geïnformeerd.
Oordeel Afdeling
5.       Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de examencommissie diverse pogingen heeft ondernomen een gesprek plaats te laten vinden. Uiteindelijk heeft [appellant] in juli 2022 laten weten dat hij de examencommissie zou informeren wanneer hij beschikbaar was voor een gesprek. Op de zitting heeft hij erkend dat hij dit niet heeft gedaan. Hij is op enig moment uitgeschreven en heeft het er toen bij gelaten. De Afdeling is van oordeel dat uit de houding en feitelijke gedragingen van [appellant] terecht de conclusie is getrokken dat hij geen gesprek tot minnelijke schikking wenste te voeren. Bij deze stand van zaken moet het verzuim in de eerdere procedure geacht worden te zijn hersteld. [appellant] heeft gedurende deze periode ook niet nader toegelicht waarom zijn administratief beroepschrift te laat was en of die termijnoverschrijding verschoonbaar zou moeten worden geacht. Het administratief beroep is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.       Het beroep is ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023
97-921