ECLI:NL:RVS:2023:3046
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
Op 9 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de bewaring van een vreemdeling, die op 16 november 2020 door de staatssecretaris in bewaring was gesteld. De rechtbank had op 23 november 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling benadrukte dat de staatssecretaris een verkeerde grondslag heeft gebruikt voor de bewaring, omdat de uiterste overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening was verstreken ten tijde van de maatregel. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de maatregel vanaf het begin onrechtmatig was, en er was geen aanleiding voor ambtshalve toetsing. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.