202303426/2/R1.
Datum uitspraak: 9 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2023 in zaak nr. 23/1630 en 23/1632 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2022 heeft het college aan Stichting Parlan een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van het pand aan de Pal Maleterweg 129 in Haarlem ten behoeve van wonen met een maatschappelijk doel.
Bij besluit van 13 maart 2023 heeft het college beslist op het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar, extra voorschriften aan de vergunning verbonden en voor de rest het besluit van 23 juni 2022 in stand gelaten.
Bij mondelinge uitspraak van 6 april 2023 heeft de rechtbank het door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 maart 2023 vernietigd en het besluit van 23 juni 2022 herroepen. Daarnaast heeft de rechtbank de voorlopige voorziening getroffen dat Stichting Parlan de woning tot uiterlijk zes maanden na verzending van deze uitspraak mag gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan voor wonen met een maatschappelijk doel.
Tegen deze uitspraak hebben Stichting Parlan en het college hoger beroep ingesteld.
Ook heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 27 juli 2023, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat in Haarlem, vergezeld door mr. M. Gayir, ook advocaat in Haarlem, ing. T.N. Bruijn, M.H.M. Schraven, en [wederpartij], bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerweij, rechtsbijstandverlener in Apeldoorn, zijn verschenen. Verder is Stichting Parlan, vertegenwoordigd door ing. R. Plukker, vergezeld door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Op 3 maart 2022 heeft Stichting Parlan een omgevingsvergunning aangevraagd om het pand aan de Pal Maleterweg 129 in Haarlem (hierna: het pand) te gebruiken voor wonen met een maatschappelijk doel. Het pand wordt gebruikt als woonvoorziening voor het begeleid wonen van vier jongeren in de leeftijd van 10 tot 18 jaar, in het kader van de jeugdzorg. Het pand heeft de bestemming "Wonen". Op basis van het geldende bestemmingsplan "Zomerzone Noord" van 20 juni 2012 is het gebruik van het pand voor wonen met een maatschappelijk doel in strijd met deze bestemming. Met het besluit van 23 juni 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van het pand ten behoeve van wonen met een maatschappelijk doel aan Stichting Parlan verleend.
3. [wederpartij] woont met zijn gezin aan de [locatie], naast het pand. Het gezin bestaat uit de beide ouders en twee kinderen die op dit moment 10 en 11 zijn. Het gezin ondervindt naar zijn zeggen veel overlast en spanning van de bewoners van het pand. In het besluit van 13 maart 2023 stelde het college dat het college en Stichting Parlan tot het inzicht zijn gekomen dat de locatie zich niet goed leent voor de huisvesting van jongeren voor de lange termijn en dat daarom wordt gezocht naar een andere, geschiktere locatie. Het college heeft zich later bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat de locatie wel geschikt is om de jongeren te huisvesten en dat deze huisvesting niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het college zijn de besluiten van 23 juni 2022 en 13 maart 2023 weliswaar onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid, maar deze gebreken zijn volgens het college te herstellen. De rechtbank oordeelde echter dat het college deze gebreken niet kan herstellen. Volgens de rechtbank is de situatie onhoudbaar voor [wederpartij] maar ook voor de jongeren en Stichting Parlan.
Spoedeisend belang
4. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening getroffen dat Stichting Parlan in afwijking van het bestemmingsplan de woning tot zes maanden na verzending van die uitspraak mag gebruiken voor wonen met een maatschappelijk doel. De voorzieningenrechter stelt vast en partijen zijn het erover eens dat de termijn van de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening daarmee afloopt op 6 oktober 2023. Wanneer er op die datum geen alternatieve woonruimte voor de jongeren is gevonden, moeten de jongeren de woning aan de Pal Maleterweg verlaten. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Beoordeling van het verzoek
5. Het college verzoekt om schorsing van de aangevallen uitspraak, omdat het zich op het standpunt stelt dat de uitspraak verplicht tot handhavend optreden richting Stichting Parlan wanneer er op 6 oktober 2023 nog geen alternatieve woonruimte is gevonden voor de jongeren. Daarbij heeft het college erop gewezen dat het niet haalbaar is gebleken om voor die tijd vervangende woonruimte te vinden.
5.1. Zoals op de zitting is besproken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de complexiteit van de zaak nader onderzoek vereist en daarvoor leent deze voorlopige voorzieningprocedure zich niet. De voorzieningenrechter zal daarom met een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
5.2. De belangen die zijn gemoeid met het verzoek om voorlopige voorziening zijn hierin gelegen dat het college niet gedwongen wil worden om handhavend op te treden als er geen alternatieve woonruimte voor de jongeren is gevonden voor 6 oktober 2023. Op de zitting heeft Stichting Parlan toegelicht dat de jongeren na 6 oktober 2023 niet op straat zullen komen te staan. Dat zal waarschijnlijk niet alleen voor deze vier jongeren verhuizing betekenen, maar ook andere verplaatsingen binnen de locaties van Stichting Parlan veroorzaken. Dit zorgt voor veel onrust voor de jongeren, wat een onwenselijke situatie is. De kans dat de jongeren ontregeld raken als zij uit hun huidige woonruimte moeten vertrekken schat het college als groot in. Dat heeft voor de persoonlijke ontwikkeling van de jongeren vanuit hun kwetsbaarheid nadelige gevolgen. Het college heeft hierover toegelicht dat deze jongeren gemiddeld al acht tot tien keer zijn ‘doorgeplaatst’. Daartegenover staat het belang van [wederpartij] bij het op korte termijn beëindigen van de situatie. [wederpartij] en zijn gezin, met zoals gezegd kinderen in de leeftijd 10 en 11, ervaren overlast van het gebruik van het pand. De overlast uit zich bijvoorbeeld in schreeuwen, slaan met deuren, bonken op de muur en het afspelen van harde muziek. Ook hebben zich enkele incidenten en confrontaties voorgedaan. Het college heeft ook erkend dat [wederpartij] en zijn gezin hinder ondervinden van de jongeren en dat de situatie duidelijk is geëscaleerd. Omgekeerd kan ook [wederpartij] een bewonderenswaardige mate van begrip opbrengen voor de situatie van de jongeren, zo bleek tijdens de zitting. Partijen zijn het erover eens dat de situatie beëindigd moet worden. Op de zitting hebben Stichting Parlan en het college toegelicht dat het lastig is gebleken om een vervangende locatie voor de jongeren te vinden. Volgens Stichting Parlan zijn twee locaties in beeld, maar die moeten eerst grondig verbouwd worden. 6 oktober 2023 is daarom hoe dan ook te vroeg volgens Stichting Parlan en het college. Stichting Parlan heeft wel aangegeven door te gaan met het zoeken naar een alternatieve woonruimte, en niet op haar lauweren te gaan rusten als de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening van het college inwilligt. Dat heeft zij op de zitting ook benadrukt.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [wederpartij] en zijn gezin met hun rug tegen de muur staan, maar is, alles afwegende, van oordeel dat in dit geval de belangen die zijn betrokken bij het vinden van een goede alternatieve woonruimte voor de jongeren door Stichting Parlan, zwaarder wegen dan de belangen die zijn betrokken bij het op korte termijn beëindigen van de situatie voor [wederpartij] en zijn gezin. Dit betekent dat de jongeren het pand mogen bewonen totdat in de bodemzaak is beslist op het hoger beroep van Stichting Parlan en het college. Desalniettemin moet Stichting Parlan doorgaan met het zoeken naar een geschikte alternatieve woonruimte. Dit heeft de Stichting ook op de zitting beloofd. In de tussenliggende periode, zolang er nog geen alternatieve woonruimte is gevonden, moet ervoor gezorgd worden dat de situatie niet verder escaleert. De voorzieningenrechter zal daarom de uitspraak van de rechtbank schorsen zoals in de beslissing van deze uitspraak is aangegeven en daarnaast een voorziening treffen die ertoe strekt dat het college een nieuw besluit neemt. Daarvoor moet het college een nieuwe beslissing op de aanvraag van Stichting Parlan van 3 maart 2022 nemen, met daarin een pakket aan beheersmaatregelen. Zoals op de zitting ook aan de orde is geweest, is een nieuwe beslissing op de aanvraag van Stichting Parlan door het college al in voorbereiding omdat de rechtbank het besluit van het college van 23 juni 2022 heeft herroepen. Voordat het college een nieuw besluit neemt moet het [wederpartij] in de gelegenheid stellen om op het voorgenomen besluit te reageren, hoewel hij op de zitting heeft aangegeven dat hij het nemen van beheersmaatregelen niet langer zinvol acht. Voor de volledigheid merkt de voorzieningenrechter op dat als [wederpartij] de mogelijkheid om binnen een door het college gegeven redelijke termijn te reageren voorbij laat gaan, het college ook zonder reactie van [wederpartij] een nieuw besluit kan nemen. Het college moet het nieuwe besluit uiterlijk binnen 2 maanden na bekendmaking van deze uitspraak nemen en bekendmaken.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te noemen voorlopige voorziening te treffen. Ter voorlichting van partijen wijst de voorzieningenrechter erop dat de hierna te noemen voorlopige voorziening vervalt als het college er niet in slaagt binnen 2 maanden na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van Stichting Parlan, met daarin een pakket aan beheersmaatregelen. In feite is het dus een schorsing van de uitspraak van de rechtbank waaraan wel een voorwaarde verbonden is.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2023 in zaak nr. 23/1630 en 23/1632;
III. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlem binnen twee maanden na verzending van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op de aanvraag van Stichting Parlan van 3 maart 2022, met daarin een pakket aan beheersmaatregelen, en dat besluit bekendmaakt;
IV. bepaalt dat de onder II genoemde voorlopige voorziening vervalt indien niet aan de onder III genoemde voorwaarde wordt voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Gast, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. De Gast
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023
928