ECLI:NL:RVS:2023:2970

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
202200110/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Barger-Compascuum en de realisatie van een vrijstaande woning

Op 2 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Barger-Compascuum, en de raad van de gemeente Emmen. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 28 oktober 2021, waarbij het bestemmingsplan "Barger-Compascuum, [locatie 1] en [locatie 2]" is vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van één vrijstaande woning op een perceel tussen de genoemde locaties. De appellant is van mening dat de realisatie van de woning in strijd is met de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" en dat onvoldoende is gemotiveerd hoe de bouw van de woning past binnen de kaders van de Structuurvisie gemeente Emmen 2020.

Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft de raad toegelicht dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de Structuurvisie en dat de toevoeging van een woning bevorderlijk is voor de groei van het inwoneraantal. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat het plan in lijn is met de Structuurvisie en dat de rode ster in de beleidsnotitie niet van toepassing is op het perceel waar de woning is voorzien. De Afdeling oordeelt dat de raad niet willekeurig handelt en dat er geen strijd is met het rechtszekerheids-, gelijkheids- of vertrouwensbeginsel.

De conclusie van de Afdeling is dat het beroep van de appellant ongegrond is verklaard en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Wolvers-Poppelaars, griffier.

Uitspraak

202200110/1/R3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Barger-Compascuum, gemeente Emmen,
appellant,
en
de raad van de gemeente Emmen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Barger-Compascuum, [locatie 1] en [locatie 2]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 13 juni 2023, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. Meijerink, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan voorziet in de realisatie van één vrijstaande woning op het perceel tussen [locatie 1] en [locatie 2] te Barger-Compascuum (hierna: het perceel).
[appellant] woont op het perceel [locatie 2], te Barger-Compascuum. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. De realisatie van de woning is volgens hem in strijd met de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten". Bovendien is volgens [appellant] onvoldoende gemotiveerd hoe de bouw van de woning in het dorpsgerelateerde lint past binnen de kaders van de Structuurvisie gemeente Emmen 2020.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgrond
3.       [appellant] heeft op de zitting zijn beroepsgrond over de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 16.7 van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" ingetrokken.
Inhoudelijke beroepsgronden
Structuurvisie
4.       [appellant] betoogt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de realisering van de woning past binnen de kaders van de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef (hierna: de Structuurvisie).
4.1.    De raad heeft op de zitting toegelicht dat in paragraaf 2.1.1 van de plantoelichting abusievelijk een tekstdeel over de Structuurvisie is weggevallen. Het plan is volgens de raad echter niet in strijd met de Structuurvisie. De raad licht toe dat de Structuurvisie de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weergeeft. In de Structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema’s, waaronder het thema Wonen, dat voor dit bestemmingsplan vooral van belang is. De raad licht toe dat het thema Wonen verder is uitgewerkt in de Woonvisie, waarin een strategie is opgenomen voor woningbouw. Vanuit het woonbeleid uit de Woonvisie wordt het bouwen in de linten begrensd. In de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" (hierna: de beleidsnotitie) is vervolgens beschreven waar gebouwd mag worden. Dat de realisatie van een woning op het perceel binnen deze beleidsnotitie past is in de plantoelichting beschreven, aldus de raad.
4.2.    In de Structuurvisie staat dat er een extra inspanning nodig is om te groeien naar meer inwoners. De toevoeging van een woning bevordert dit. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom het toevoegen van een woning niet past binnen de kaders van de Structuurvisie. De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat het plan in lijn is met de Structuurvisie. Het betoog slaagt niet. Of het plan ook voldoet aan de beleidsnotitie komt hierna aan de orde.
Beleidsnotitie
5.       [appellant] betoogt dat het plan niet voldoet aan de beleidsnotitie. In de beleidsnotitie zijn de te handhaven open ruimten met een rode ster aangeduid, waar woonbebouwing is uitgesloten. Het perceel waar de nieuwe woning is voorzien is volgens [appellant] met deze ster aangeduid.
Bovendien voert [appellant] aan dat de raad willekeurig handelt, omdat de beleidsnotitie wel strikt werd gehanteerd bij de beoordeling van een eerdere aanvraag voor het perceel naast Herenstreek 31 in Nieuw-Dordrecht. Dit is volgens hem in strijd met het rechtszekerheids-, het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel.
5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel in aanmerking kan komen voor de bouw van een woning. Het is namelijk geen te handhaven open ruimte zoals bedoeld in de beleidsnotitie. De te handhaven open ruimte die [appellant] bedoelt, ligt ten zuiden van zijn woning en niet op het perceel tussen nummer [locatie 1] en [locatie 2]. Op dit punt moet de bij de beleidsnotitie behorende kaart in samenhang met de tekst van de notitie worden gelezen en daaruit blijkt volgens de raad dat percelen tussen de 40 en 100 meter breed als te handhaven open ruimten kunnen worden aangemerkt. Het perceel dat ligt tussen [locatie 1] en [locatie 2] is minder dan 40 meter breed.
5.2.    Op de zitting heeft de raad nader toegelicht dat de aanduiding van te handhaven open ruimten met een rode ster op de kaart behorende bij de beleidsnotitie indicatief is bedoeld. De bedoeling van de aanduiding is dat bepaalde grotere open ruimten van 40 tot 100 meter in dorpsgerelateerde linten worden uitgesloten van woonbebouwing. Dat staat op pagina 21 van de beleidsnotitie. De Afdeling volgt de redenering van de raad dat de rode ster in combinatie met de tekst van de beleidsnotitie moet worden gelezen. De Afdeling stelt vast dat de ruimte tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] minder is dan 40 meter, namelijk 18 meter. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de rode ster geen betrekking heeft op het perceel waar de woning is voorzien en dat daarom voor dat perceel vanuit de beleidsnotitie geen beletselen voor de bouw van een woning voortvloeien.
5.3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de raad willekeurig handelt, omdat bij een aanvraag over het perceel naast Herenstreek 31 in Nieuw-Dordrecht de beleidsnotitie wel strikt werd gehanteerd door de raad, overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft op de zitting uitgelegd dat geen sprake is van een vergelijkbaar geval, omdat de percelen die ten westen van het perceel Herenstreek 31 liggen tezamen als een te handhaven open ruimte moeten worden beschouwd. Het perceel waar op grond van het voorliggende bestemmingsplan de nieuwe woning is voorzien ligt tussen twee bebouwde percelen in en behoort niet tot de te handhaven open ruimte ten zuiden van het perceel van [appellant]. Dat in het verleden op het perceel ten westen van Herenstreek 31 een woning heeft gestaan, zoals [appellant] heeft aangevoerd, maakt niet dat het nu niet tot de open ruimte behoort die de raad conform de beleidsnotitie onbebouwd wil laten. De Afdeling ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met het rechtszekerheids-, het gelijkheids- of het vertrouwensbeginsel.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Wolvers-Poppelaars, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wolvers-Poppelaars
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023
780-1029