ECLI:NL:RVS:2023:2968

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
202108166/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Husselsesteeg 22, Putten en de gevolgen voor de verkeerssituatie en omgeving

Op 2 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Husselsesteeg 22, Putten". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Putten op 23 september 2021, voorziet in de realisatie van 37 woningen op een locatie die voorheen een recreatiepark was. De appellanten, Landgoed Stormbroek B.V. en een tweede appellant, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat de kwaliteit van hun landgoed wordt aangetast en dat de verkeerssituatie op de Husselsesteeg onveilig zal worden door de extra woningen.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waarbij zij met name inging op de verkeerssituatie en de passendheid van het plan in de omgeving. De appellanten betoogden dat de verkeerskundige analyse die aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt, onjuist was en dat de Husselsesteeg niet geschikt is voor de verwachte toename van verkeer. De Afdeling oordeelde echter dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de Husselsesteeg geschikt is voor de afwikkeling van het verkeer, en dat de verkeersintensiteit binnen de normen van het CROW valt.

Daarnaast werd de vraag of het plan past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap behandeld. De Afdeling concludeerde dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de Structuurvisie Putten 2030 en het Beleidskader Recreatie, en dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de bescherming van de houtwallen in het plangebied. Uiteindelijk verklaarde de Afdeling de beroepen van de appellanten ongegrond, waarmee het bestemmingsplan in stand blijft.

Uitspraak

202108166/1/R4.
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Landgoed Stormbroek B.V. en Landgoed Zonnewende B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Landgoed Stormbroek), beide gevestigd te Putten,
2.       [appellant sub 2], wonend te Putten,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Husselsesteeg 22, Putten" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Landgoed Stormbroek en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2023, waar Landgoed Stormbroek, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B] en bijgestaan door [gemachtigde C], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.J. Vooren, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Maatschap Camping Hilary (hierna: initiatiefnemer), vertegenwoordigd door [gemachtigde D] en bijgestaan door mr. T.D. Rijs, advocaat te Elst, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plangebied ligt aan de Husselsesteeg 22. Het plan is opgesteld om het planologisch mogelijk te maken dat het voormalige recreatiepark Hilary een woningbouwlocatie wordt. Op grond van het voorheen geldende bestemminsplan "Veegplan Westelijk Buitengebied" (hierna: het vorige bestemmingsplan) hadden de gronden de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" en waren er 65 stacaravans en 1 bedrijfswoning toegestaan. Het huidige plan voorziet in de realisatie van 37 verschillende type woningen.
1.1.    [appellant sub 2] woont vlak bij het plangebied en de gronden van Landgoed Stormbroek grenzen aan het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen. Landgoed Stormbroek vreest met name dat de kwaliteit van het landgoed door dit plan wordt aangetast en meent dat het plan niet past in de omgeving. [appellant sub 2] betoogt met name dat de Husselsesteeg niet geschikt is voor een veilige afwikkeling van het extra verkeer dat er zal komen door de komst van de voorziene woningen en dat het plan niet passend is in de omgeving.
Hoe beoordeelt de Afdeling een bestemmingsplan?
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het bestemmingsplan onevenredig zijn in verhouding tot de met het bestemmingsplan te dienen doelen.
Volgorde behandeling van de beroepen
3.       De Afdeling zal hierna eerst ingaan op de beroepsgronden van beide appellanten over verkeer (onder 4-4.5) en over de passendheid van het plan in de omgeving (onder 5-5.5). Onder 6-12 geeft de Afdeling een oordeel over de overige gronden van het beroep van Landgoed Stormbroek. Tot slot zullen onder 13-17 de overige gronden van het beroep van [appellant sub 2] aan de orde komen.
Verkeer
4.       [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek betogen dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen vanwege de negatieve gevolgen van de voorziene woningbouw voor de verkeerssituatie op de Husselsesteeg. Zij betogen dat uit de verkeerskundige analyse, die is uitgevoerd in opdracht van de raad en als bijlage aan de plantoelichting is toegevoegd, geen reëel beeld naar voren komt van de gevolgen van het plan op het verkeer in de omgeving. Hiertoe voeren zij aan dat de nulmeting onjuist was, omdat niet op de juiste plekken is gemeten en de meting op een onjuist moment heeft plaatsgevonden, omdat het coronatijd was en het recreatiepark niet meer als zodanig in gebruik was. [appellant sub 2] heeft hierom ook eigen berekeningen overgelegd. [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek vrezen voor een forse toename van de verkeersbewegingen en dat dit zal leiden tot onveilige situaties op de Husselsesteeg. De Husselsesteeg is namelijk een smalle weg zonder vrijliggend fietspad, terwijl het een belangrijke fietsroute is. Volgens [appellant sub 2] heeft de weg bovendien de kenmerken van een fietsstraat en is zij ten onrechte aangemerkt als erftoegangsweg type 2, waardoor de Husselsesteeg in werkelijkheid minder capaciteit heeft om de voorziene verkeerintensiteiten op een veilige manier te verwerken. Tot slot voeren [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek aan dat de raad ten onrechte is uitgegaan van een afhandeling van het verkeer via het verharde deel van de Husselsesteeg. Zij betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de toename van verkeer op het onverharde gedeelte dat dwars door een natuurgebied gaat, de overlast voor fietsers en wandelaars die dit met zich meebrengt en de gevolgen voor de kwaliteit van dit deel van de weg en voor het natuurgebied.
4.1.    Aan de ruimtelijke onderbouwing van het plan ligt een verkeerskundige analyse van Goudappel ten grondslag die in reactie op de ingediende beroepen is aangevuld met een nadere notitie van 3 maart 2022 (hierna: de notitie). In de analyse is de huidige verkeerintensiteit in beeld gebracht met een verkeerstelling en is de invloed van het plan op de verkeersintensiteit berekend met behulp van kencijfers van de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" uit 2018. Het staat niet ter discussie dat het autoverkeer op de Husselsesteeg zal toenemen, maar de verkeerskundige heeft geconcludeerd dat de Husselsesteeg geschikt is voor een veilige en afdoende afwikkeling van het verkeer.
4.2.    De Afdeling stelt allereerst vast dat, zoals ter zitting ook is toegelicht, appellanten de kencijfers die door de verkeerskundige zijn gehanteerd en diens berekening van de invloed van het plan op de verkeersintensiteit op de Husselsesteeg niet betwisten. Het staat dus niet ter discussie dat de verkeersgeneratie als gevolg van de voorziene woningbouw in de toekomstige situatie rond de 270 motorvoertuigen (hierna: mvt)/etmaal is.
4.3.    Wel staat de meting van de verkeerintensiteit zoals die was, en daardoor ook de intensiteit na de voorziene toename door het plan, ter discussie. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek hierover hebben aangevoerd echter geen grond om aan te nemen dat de te verwachten verkeersintensiteit in de omgeving zodanig is dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen. Wat er ook zij van de juistheid van de nulmeting, de te verwachten verkeersintensiteit valt, ook in de berekening van [appellant sub 2], ruim binnen de normen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond- Water- en Wegenbouw en Verkeerstechniek (hierna: CROW) voor het veilig afwikkelen van verkeer. Zoals de verkeerskundige in de notitie heeft toegelicht is de Husselsesteeg gekwalificeerd als erftoegangsweg type 2 en is deze 4,5 m breed, inclusief de aanwezige bermverharding. In het Handboek Wegontwerp 2013 van het CROW staat dat erftoegangswegen type 2 gebruikelijk 3,5 m, maar idealiter 4,5 m breed zijn. Gelet hierop kan het wegvlak van de Husselsesteeg in de huidige vormgeving volgens de verkeerskundige ongeveer 1000 mvt/etmaal op een verkeersveilige manier verwerken, terwijl er een verkeerintensiteit van 530 mvt/etmaal wordt verwacht als de ontwikkelingen aan de Husselsesteeg doorgaan. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt dat de weg, ook na ontwikkeling van het plan, breed genoeg is voor een verkeersveilige afwikkeling van elkaar tegemoet rijdend verkeer. Naar het oordeel van de Afdeling maakt de omstandigheid dat veel fietsers gebruik maken van de Husselsesteeg en dat de weg onderdeel is van het fietsnetwerk van Putten, ook niet dat de weg ten onrechte als een erftoegangsweg is aangemerkt in plaats van als fietsstraat. Daardoor kan het betoog van [appellant sub 2] dat er een onjuiste CROW-norm is gehanteerd ook niet slagen.
Gelet op het voorgaande, mocht de raad zich op het standpunt stellen dat het plan en de daardoor voorziene verkeerstoename geen onaanvaardbare negatieve invloed zal hebben op de verkeersveiligheid op de Husselsesteeg.
4.4.    Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek over de effecten van het extra verkeer dat volgens hen over het onverharde deel van de Husselsesteeg zal rijden, overweegt de Afdeling als volgt. De verkeerskundige heeft toegelicht dat het gelet op de inrichting van de weg onaannemelijk is dat extra verkeer over het onverharde deel van de Husselsesteeg zal rijden. De verkeerskundige heeft hierbij betrokken dat de route slechts 300 of 400 m korter is dan de route via het verharde gedeelte, dat de onverharde weg minder comfortabel is en dat deze route volgens de verkeerskundige uiteindelijk minder snel is dan via het verharde deel van de Husselsesteeg. De Afdeling is op grond van het voorgaande van oordeel dat de raad, onder verwijzing naar het standpunt van de verkeerskundige, deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij niet uitgaat van onaanvaardbare negatieve effecten van het plan op het onverharde deel van de Husselsesteeg, de fietsers en wandelaars die hiervan gebruik maken en de omgeving hiervan. Overigens heeft de raad desgevraagd op de zitting ook bevestigd dat het voornemen bestaat om het onverharde deel van de Husselsesteeg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer als de in dit plan voorziene woningen zullen worden gerealiseerd.
4.5.    Het betoog slaagt niet.
Passend in de omgeving
5.       [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek betogen dat het plan niet past in de schaal en omvang van het landschap, terwijl dit een voorwaarde voor woningbouw in het plangebied is. Volgens Landgoed Stormbroek is het plan, mede daardoor, in strijd met de Structuurvisie Putten 2030 (hierna: de structuurvisie) en het door de raad vastgestelde Beleidskader Recreatie uit september 2019. Verder betoogt Landgoed Stormbroek dat er geen sprake is van voortzetting van de lintbebouwing en dat niet is gewaarborgd dat de houtwallen in het plangebied worden behouden, terwijl deze juist typerend zijn voor de Husselsesteeg. Volgens Landgoed Stormbroek is de strook grond in het plangebied die de gebiedsaanduiding "overige zone - houtwal" heeft gekregen namelijk te smal om de houtwal voldoende te beschermen.
5.1.    De Afdeling stelt allereerst vast dat het plan voorziet in de realisatie van 37 woningen en dat appellanten niet concreet hebben gemaakt uit welk deel van de structuurvisie zou blijken dat een woningbouwproject van deze schaal en omvang in het plangebied in strijd zou zijn met de structuurvisie.
Verder stelt de Afdeling vast dat in het Beleidskader Recreatie staat dat het buiten de visiegebieden mogelijk kan zijn vakantieparken om te vormen tot woningbouwlocatie. Daarvoor is een van de voorwaarden dat de locatie ruimtelijk aanvaardbaar is en past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap. Vakantiepark Hilary wordt hierbij specifiek als mogelijke locatie genoemd. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan niet in strijd is met het Beleidskader Recreatie en past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap. Daarbij heeft de raad mogen betrekken dat in het Beleidskader Recreatie het plangebied juist wordt genoemd als mogelijke woningbouwlocatie, dat de omvang van de woningen beperkt blijft en dat in het vorige bestemmingsplan in het plangebied 65 stacaravans en een bedrijfswoning mogelijk werden gemaakt. Het gaat dus niet om bebouwing van een perceel waarop voorheen geen of vrijwel geen bebouwingsmogelijkheden waren.
5.2.    In wat [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek hebben aangevoerd over de lintbebouwing, ziet de Afdeling ook geen grond voor het oordeel dat het plan niet passend is in de omgeving. Zoals de raad heeft toegelicht is het plangebied zo ontworpen dat de ontstane lintbebouwing aan de zijde van de Husselsesteeg wordt voorgezet. Dat er in het plan op het terrein achter het lint ook woningen mogelijk worden gemaakt, maakt op zichzelf niet dat de lintbebouwing onaanvaardbaar wordt aangetast. Hierbij acht de Afdeling van belang dat, zoals de raad heeft toegelicht, ook in het vorige bestemmingsplan bebouwing achter het lint mogelijk was en dat de afgelopen jaren meerdere ontwikkelingen aan de Husselsesteeg zijn geweest waarbij is afgeweken van de eerstelijns lintbebouwing.
5.3.    Met betrekking tot wat Landgoed Stormbroek heeft aangevoerd over de houtwallen, die volgens haar moeten worden behouden omdat het plan anders niet passend is in de omgeving, overweegt de Afdeling als volgt.
Allereerst stelt de Afdeling vast dat, zoals ter zitting is verduidelijkt door initiatiefnemer, de stammen van de bomen die onderdeel zijn van de houtwal aan de noordzijde van het plangebied, buiten het plangebied staan. De grond met de gebiedsaanduiding "overige zone - houtwal" is ongeveer 5 m breed en loopt vanaf de noordzijde van het plangebied tot de gronden met de bestemming "Wonen". Voor de gronden met de gebiedsaanduiding "overige zone - houtwal" is in de artikelen 3.4.1-3.4.3 van de planregels in een beschermend regime voor de bestaande houtwal voorzien. Zonder vergunning mogen er daardoor geen werkzaamheden worden uitgevoerd die de houtwal aantasten. Het vorige bestemmingsplan kende een dergelijk beschermend regime niet en stond stacaravans toe op de gronden waarvoor nu de gebiedsaanduiding "overige zone - houtwal" geldt.
Op de zitting heeft Landgoed Stormbroek bevestigd dat zij geen bezwaar heeft tegen deze planregels zelf, maar dat zij vreest dat de strook te smal is om de houtwal daadwerkelijk te beschermen omdat de wortels van veel van de bomen langer zijn dan 5 m. De Afdeling volgt dit betoog niet. Landgoed Stormbroek heeft niet concreet gemaakt dat de strook te smal is om de houtwal te beschermen.
5.4.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling in wat [appellant sub 2] en Landgoed Stormbroek hebben aangevoerd over de omvang van het plan, de lintbebouwing en de houtwallen geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet passend is in de omgeving.
5.5.    Het betoog slaagt niet.
Andere beroepsgronden Landgoed Stormbroek
Intrekking beroepsgrond
6.       Landgoed Stormbroek heeft ter zitting haar beroepsgrond over de onzorgvuldige totstandkoming van het plan en het participatieproces ingetrokken.
Bescherming en behoud natuur
7.       Landgoed Stormbroek voert aan dat de strook grond in het oosten van het plangebied die direct grenst aan het landgoed, in het vorige bestemmingsplan de aanduiding "overige zone - ehs natuur" had waardoor de grond bestemd was voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken. Deze aanduiding is volgens Landgoed Stormbroek ten onrechte verdwenen en wordt ook niet elders gecompenseerd. Verder voert Landgoed Stormbroek aan dat in het plan geen rekening is gehouden met de ligging nabij het Gelders Natuurnetwerk (hierna: GNN), dat de voormalige Ecologische hoofdstructuur (EHS) heeft vervangen, en een Groene ontwikkelzone (hierna: GO).
7.1.    De Afdeling sluit aan bij wat de voorzieningenrechter van de Afdeling hierover heeft overwogen in zijn uitspraak van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1800, onder 6.1. De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak het verzoek van Landgoed Stormbroek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en heeft hierbij onder meer overwogen dat hij geen grond ziet voor het oordeel dat de raad de aanduiding ten onrechte heeft laten vervallen in het nieuwe bestemmingsplan. De Afdeling ziet geen aanleiding over deze beroepsgrond anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan.
7.2.    Verder stelt de Afdeling vast dat in de plantoelichting en de daaraan als bijlage toegevoegde QuickScan natuur staat dat mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN en de GO. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van het plangebied nabij het GNN en de GO.
7.3.    Het betoog slaagt niet.
Bescherming landgoed
8.       Landgoed Stormbroek betoogt dat het plan een negatieve invloed heeft op het behoud en de bescherming van de historische landgoederen in de omgeving. Volgens haar heeft de raad onvoldoende gemotiveerd hoe deze op een effectieve manier beschermd zullen worden tegen de voorziene woonwijk. Ook betoogt Landgoed Stormbroek dat zij door de omvang van het plan hinder zal ondervinden, onder meer omdat in het plan wonen en parkeren vlak bij haar perceel mogelijk worden gemaakt. Op de zitting heeft zij toegelicht dat er een directe link is tussen de omvang van het project en de vrees voor aantasting van het landgoed, omdat bij een minder omvangrijk plan de woonvlakken en parkeermogelijkheden op een grotere afstand van het landgoed hadden kunnen worden geplaatst.
8.1.    De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij de vrees voor aantasting van het landgoed door het plan niet herkent. De raad ziet het plan als een verbetering ten opzichte van het gebruik van het terrein ten tijde van de aanwezigheid van het recreatieterrein. In het vorige bestemmingsplan werd ook het deel van het plangebied dat grenst aan het landgoed gebruikt voor bebouwing en parkeren, terwijl in het huidige plan alleen op daarvoor aangewezen plekken mag worden gebouwd en geparkeerd. Het parkeren zal zich hierdoor concentreren op grotere afstand van het perceel van Landgoed Stormbroek. De stedenbouwkundige opzet en verplichte inrichtings- en landschapsmaatregelen voorzien volgens de raad ook in een betere en groenere overgang naar de omgeving.
8.2.    In wat Landgoed Stormbroek heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het plan voor de landgoederen in de omgeving. Daarbij betrekt de Afdeling dat in het vorige plan bebouwing en parkeren mogelijk was in het deel van het plangebied dat grenst aan het landgoed en dat Landgoed Stormbroek niet concreet heeft gemaakt hoe de voorziene woningen en parkeervoorzieningen het landgoed zullen aantasten.
8.3.    Het betoog slaagt niet.
Strijd met beleid
9.       Landgoed Stormbroek betoogt dat het plan in strijd is met regionaal en gemeentelijk beleid. Naast wat zij heeft aangevoerd over de passendheid van het plan in de omgeving, zoals besproken onder 5-5.1, voert zij hiertoe het volgende aan. Allereerst betoogt Landgoed Stormbroek dat het plan in strijd is met het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016 omdat er geen sloopmeters afkomstig van (agrarische) bedrijven zijn ingezet om de woningbouw in het buitengebied mogelijk te maken en het plan niet bijdraagt aan de ontstening van het buitengebied. Ook is het plan volgens Landgoed Stormbroek in strijd met de structuurvisie, omdat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van het plan op de natuur in en cultuurhistorie van de omgeving. Tot slot betoogt Landgoed Stormbroek dat het plan in strijd is met het Beleidskader Recreatie, omdat op grond van onderdeel 1.1 van dat beleidskader er slechts één nieuwe woning mag worden gerealiseerd en omdat er alleen woningbouw mag komen als wordt voldaan aan het streefwoningbouwprogramma uit de Woonvisie en als het plan past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap.
9.1.    Met betrekking tot het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016, heeft de raad in het verweerschrift toegelicht dat dit beleid gaat over vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, terwijl het plan de ontwikkeling van woningen op een voormalig recreatieterrein mogelijk maakt. Omdat in het plangebied geen agrarisch bedrijf was gevestigd, is dit beleid naar het oordeel van de Afdeling niet van toepassing. Het beleid kan overigens ook niet zo worden begrepen dat het plan alleen zou zijn toegestaan als er voorheen in het plangebied een agrarisch bedrijf was gevestigd.
9.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich ook redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met de structuurvisie. Onder 3.3.2 van de plantoelichting heeft de raad toegelicht waarom de ontwikkeling aansluit bij de uitgangspunten van de structuurvisie. De raad heeft erop gewezen dat uit de structuurvisie volgt dat in de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbouwbehoefte, waarbij extra aandacht is voor starters, senioren en mensen met een beperking. In wat Landgoed Stormbroek aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan hiermee, of met andere onderdelen van de structuurvisie, in strijd is. Het betoog dat de raad, in strijd met de structuurvisie, onvoldoende de gevolgen van het plan op de natuur in en cultuurhistorie van de omgeving heeft onderzocht, slaagt niet. In de QuickScan natuur, die als bijlage aan het plan is toegevoegd, is ook op de effecten voor de natuur in de omgeving ingegaan. Ook is onderzocht of het aspect cultuurhistorie een belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan vormt; de raad heeft onder 4.4 van de plantoelichting toegelicht waarom dit niet het geval is.
9.3.    Ook het betoog dat het plan op andere punten dan het in onder 5.1 besproken geschilpunt in strijd is met het Beleidskader Recreatie slaagt niet. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling in de uitspraak van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1800, heeft overwogen, bevat punt 1.1 van het Beleidskader een generieke mogelijkheid om een vakantiepark te saneren en één woning te realiseren, maar zijn er daarnaast ook specifieke ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen voor bepaalde locaties, waaronder voor het plangebied. In onderdeel 1.7 van het Beleidskader Recreatie staat het plangebied genoemd als locatie die kan worden omgevormd tot woningbouwlocatie, onder de voorwaarden dat is voldaan aan het bouwen van woningen die passen in het streefwoningbouwprogramma uit de Woonvisie en dat de woningbouwlocatie past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap. Zoals de Afdeling hiervoor, onder 5.1, heeft overwogen, heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat het plan past binnen de schaal en omvang van het omliggende landschap. Ook is de Afdeling van oordeel dat de raad toereikend heeft gemotiveerd dat het plan niet in strijd is met het streefwoningbouwprogramma uit de Woonvisie van de gemeente Putten. De raad heeft daarbij mogen betrekken dat het plan met inachtneming van het streefwoningbouwprogramma juist ruimte biedt om te kunnen voorzien in gevarieerde woningbouw waarbij ook ruimte is voor betaalbare woningen.
9.4.    Het betoog slaagt niet.
Anterieure overeenkomst
10.     Landgoed Stormbroek betoogt dat er ten onrechte geen anterieure overeenkomst was ten tijde van het vaststellingsbesluit.
10.1.  De Afdeling overweegt dat, daargelaten of er sprake is van een gebrek, dit betoog van Landgoed Stormbroek over de anterieure overeenkomst geen betrekking heeft op de inhoud of procedure van totstandkoming van het bestemmingsplan zelf, maar op de uitvoering daarvan. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als, en voor zover, het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1355, onder 71-73, en 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2034, onder 22-23.1. De Afdeling is van oordeel dat Landgoed Stormbroek niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit het geval is. De raad heeft toegelicht dat de anterieure overeenkomst weliswaar pas op 4 november 2021 is getekend, maar dat deze overeenkomst - zoals ook in de plantoelichting staat - al wel was gesloten ten tijde van het vaststellingsbesluit, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente was verzekerd.
10.2.  Het betoog slaagt niet.
Conclusie beroep Landgoed Stormbroek
11.     Het beroep van Landgoed Stormbroek is ongegrond
12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Andere beroepsgronden [appellant sub 2]
Ingetrokken beroepsgrond
13.     [appellant sub 2] heeft ter zitting zijn beroepsgrond over stikstof ingetrokken.
Grondwater
14.     [appellant sub 2] betoogt dat de bouw van de voorziene woningen kan leiden tot daling van het grondwater, omdat het bestemmingsplan de aanleg van kelders mogelijk maakt. Hij voert aan dat hiervoor bronbemaling nodig is en dat dit nadelige gevolgen heeft voor de bomen in het plangebied en de aangrenzende percelen.
14.1.  De Afdeling stelt allereerst vast dat alleen op de bouwvlakken van de vrijstaande en halfvrijstaande woningen kelders zijn toegestaan en dat deze maximaal 3 m diep mogen zijn. Dit volgt uit artikel 8.1 van de planregels.
14.2.  Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de bouwfase, waarbij dus ook bij een aantal woningen kelders mogen worden aangelegd, negatieve gevolgen heeft op het grondwater in en rondom het plangebied, gaat dit betoog niet over het bestemmingsplan zelf maar over de uitvoering daarvan. De raad heeft uitgelegd dat tijdens de bouwfase mogelijk sprake is van tijdelijke grondwateronttrekking, maar dat de effecten op het grondwater door het toepassen van retourbemaling beperkt zullen zijn. Verder gaat het slechts om een beperkt aantal woningen en geldt bovendien voor grootschalige en langdurige bronbemaling een vergunningplicht. De Afdeling is daarom van oordeel dat op voorhand niet kan worden geoordeeld dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd vanwege een onaanvaardbare blijvende aantasting van de bomen in en rondom het plangebied.
14.3.  Ook ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt dusdanige negatieve gevolgen heeft voor het grondwater in en rondom het plangebied, dat het plan niet op deze manier had kunnen worden vastgesteld. Daarvoor acht de Afdeling van belang dat, zoals is vermeld in de plantoelichting, een watertoets is uitgevoerd door het Waterschap Vallei en Veluwe en dat hieruit volgt dat het plan voldoet aan de norm van het waterschap en per saldo een positief effect heeft op de waterhuishouding. De raad heeft daarbij in het verweerschrift toegelicht dat het bebouwde en verharde oppervlak afneemt en dat de inrichting zo is vormgegeven dat er ruimte is voor waterberging, infiltratie en afvoeren.
14.4.  Het betoog slaagt niet.
Bouwverkeer
15.     [appellant sub 2] vreest dat het bouwverkeer dat nodig is voor de bouw van woningen in het plangebied, zal leiden tot onveilige situaties op de Husselsesteeg. Volgens [appellant sub 2] had de raad eerst voorwaarden voor de bouw en ontsluiting moeten vaststellen.
15.1.  De Afdeling overweegt dat bouwverkeer en de overlast daardoor geen aspecten zijn die betrekking hebben op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in de procedure over het bestemmingsplan niet inhoudelijk worden beoordeeld. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:954, onder 13. Overigens heeft de raad in het verweerschrift aangegeven dat het voornemen is om de route voor bouwverkeer over de Handelsweg te laten lopen, waardoor de bewoners en gebruikers aan en van de Husselsesteeg geen hinder zullen ondervinden van het tijdelijke bouwverkeer.
15.2.  Het betoog slaagt niet.
Conclusie beroep [appellant sub 2]
16.     Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
17.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023
897