ECLI:NL:RVS:2023:2958

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
202200377/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
  • J.M.L. Niederer
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Heino, woningbouwlocatie Molenweg en de gevolgen voor omwonenden

Op 2 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Heino, woningbouwlocatie Molenweg". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Raalte op 9 december 2021, maakt de bouw van 110 woningen mogelijk in het noordwesten van Heino. Appellanten, bewoners in de directe omgeving, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 13 juli 2023, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige afwegingen heeft gemaakt en dat de locatiekeuze voldoende is gemotiveerd. De appellanten betogen dat de raad onvoldoende is ingegaan op hun zienswijzen en dat de locatiekeuze niet voldoet aan de wensen van de inwoners. De raad heeft echter aangegeven dat de locatie Molenweg is gekozen op basis van een uitgebreid proces en dat deze keuze in lijn is met de gemeentelijke structuurvisie.

De Afdeling concludeert dat de bezwaren van de appellanten niet slagen. De raad heeft de locatiekeuze en de gevolgen voor de infrastructuur adequaat onderbouwd en er zijn geen onaanvaardbare gevolgen voor de omwonenden aangetoond. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202200377/1/R3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Heino, gemeente Raalte,
2.       [appellant sub 2], wonend te Heino, gemeente Raalte,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Raalte,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Heino, woningbouwlocatie Molenweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2023, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door A.H. Kreule en N. Spiegelenberg, bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Raalte, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan is vastgesteld om de bouw van 110 woningen aan de Molenweg in het noordwesten van Heino mogelijk te maken. Het voorgaande bestemmingsplan kende aan het overwegende deel van de gronden in het plangebied de bestemming "Agrarisch" toe. Het voorliggende plan kent de bestemmingen "Wonen", "Tuin", "Groen" en "Verkeer - Verblijfsgebied" aan de gronden toe.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen, omdat zij vrezen voor een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Zienswijzen
3.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad in de nota van zienswijzen onvoldoende is ingegaan op hun naar voren gebrachte zienswijzen. De bezwaren zijn volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onvoldoende gemotiveerd weerlegd. De raad is volgens [appellant sub 2] ten onrechte niet ingegaan op enkele argumenten.
3.1.    De raad stelt dat de nota van zienswijzen wellicht niet de voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wenselijke beantwoording bevat, maar wel volledig is.
3.2.    Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
De betogen slagen niet.
Locatiekeuze
4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad de locatiekeuze voor de voorziene ontwikkeling onvoldoende heeft gemotiveerd. Inwoners hebben aangegeven dat zij voorkeur hebben voor een woningbouwlocatie nabij het centrum en de bijbehorende voorzieningen, en voor een ‘rond dorp’ (het opvullen van gebieden tussen infrastructuur en bestaande bebouwing in plaats van hierbuiten bouwen). Volgens [appellant sub 1] heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom toch voor de locatie Molenweg is gekozen, die niet voldoet aan deze uitgangspunten.
[appellant sub 2] voert aan dat de raad zich bij de locatiekeuze alleen heeft gebaseerd op wat de zogeheten "Kopgroep" heeft geadviseerd en geen afzonderlijke planologische afweging heeft gemaakt.
4.1.    De raad stelt dat de locatiekeuze voldoende is onderbouwd, onder meer in de plantoelichting. De raad heeft de voorkeur van omwonenden voor een ‘rond dorp’ en een locatie dichtbij het centrum bij zijn afweging betrokken. Voor de locatiekeuze spelen echter ook andere aspecten mee. De afwikkeling van het verkeer vanaf de locatie Molenweg heeft bijvoorbeeld minder impact op de bestaande (woon-)omgeving, dan vanaf de alternatieve locatie "Braakman". Bij de keuze voor de locatie Molenweg is volgens de raad een goede balans gevonden tussen stedenbouwkundige, maatschappelijke en economische haalbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling.
4.2.    In paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting staat dat voor het kiezen van woningbouwlocaties om in de woningbehoefte te voorzien eerder een uitgebreid proces is doorlopen, waarbij inwoners van Heino en andere belanghebbenden zijn betrokken. Uit dat in 2018 en 2019 doorlopen proces is naar voren gekomen dat aan de randen van het dorp aansluitend aan bestaande bebouwing in een groot deel van de behoefte kan voorzien. Er zijn wel andere locaties in Heino, maar deze zijn niet groot genoeg om aan de woningbehoefte te voldoen. Bij de beoordeling van de voor woningbouw geschikte locaties is een aantal ruimtelijk relevante criteria gehanteerd, te weten:
- inbreiding gaat voor uitbreiding;
- er is ruimte voor een breed woningbouwprogramma in voldoende aantallen;
- een goede ontsluiting is mogelijk waarbij de bestaande wegen het extra verkeer aankunnen, al dan niet middels aanvullende maatregelen;
- realisatie is op afzienbare termijn mogelijk.
Volgens paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting voldoet het gebied aan de Molenweg aan al deze criteria, sluit het gebied aan bij bestaande bebouwingsstructuren, zijn er geen bijzondere landschappelijke of archeologische waarden of grote wateropgaven en is het gebied goed te ontsluiten. Om die redenen is de keuze op de locatie Molenweg gevallen. In 2019 heeft de raad het besluit genomen om de locatie Molenweg aan te wijzen als voorkeurslocatie voor nieuwe woningbouw voor Heino. Dat voorkeursbesluit volgde het advies van de zogeheten "Kopgroep" met daarin inwoners en gemeentelijke functionarissen, als uitkomst van het in 2018 en 2019 doorlopen zoekproces.
4.3.    De raad heeft de locatiekeuze in de nota van zienswijzen en de plantoelichting gemotiveerd. Dat sommige inwoners voorkeur hebben voor een woningbouwlocatie dichterbij het centrum, en voor een ‘rond dorp’, betekent niet dat de raad niet voor de locatie Molenweg kon kiezen. Zoals hiervoor onder 4.2 is overwogen, is in paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting toegelicht waarop de keuze voor deze locatie uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is gebaseerd. Verder is in de andere paragrafen van de plantoelichting ingegaan op andere planologisch relevante aspecten, zoals milieuzonering, bodem, ecologie, externe veiligheid, geluid, geur en water.
In de omstandigheid dat de in het plan neergelegde keuze voor de locatie past in het in 2019 door de raad genomen besluit om de locatie aan te wijzen als voorkeurslocatie voor nieuwe woningbouw voor Heino, welk besluit is gebaseerd op een advies van de zogeheten "Kopgroep", ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad de keuze voor de locatie van het plangebied niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
De betogen slagen niet.
Gemeentelijk beleid
5.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid. Hij voert aan dat in de gemeentelijke "Structuurvisie Raalte 2025+" (hierna: de Structuurvisie) primair andere locaties zijn aangewezen voor woningbouw en verder dat daarin staat dat rondom de Molenweg alleen een kleinschalige ontwikkeling mogelijk is. Ook staat het Landschapsontwikkelingsplan uit 2008 volgens hem in de weg aan het plan, omdat de westzijde van de kern daar als uitbreidingslocatie wordt genoemd, en niet de Molenweg. Verder is het plan volgens [appellant sub 2] in strijd met de "Stedenbouwkundige visie Heino 2011" (hierna: de Stedenbouwkundige visie). Hij stelt dat daarin staat dat uitbreiding moet plaatsvinden nabij het centrum en dat Heino een rond dorp moet blijven. Het plan voldoet hier niet aan, aldus [appellant sub 2].
5.1.    In de op 27 september 2012 vastgestelde gemeentelijke "Structuurvisie 2025+" staat onder meer dat het ontwikkelen van locaties binnen het bestaande bebouwde gebied voorrang heeft boven het ontwikkelen van uitbreidingslocaties. Ook staat daarin dat in Heino op termijn waarschijnlijk moet worden gezocht naar aanvullende mogelijkheden voor woningbouw. De locatie aan de Molenweg is in deze structuurvisie aangewezen als mogelijke toekomstige uitbreidingslocatie. In paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting staat dat op locaties binnen het bestaande bebouwde gebied niet voldoende ruimte is om in de woningbehoefte te voorzien. Verder is de locatie aan de Molenweg in de Structuurvisie aangewezen als locatie voor eventuele toekomstige ontwikkelingen. Voor zover [appellant sub 2] erop wijst dat bij de locatie Molenweg is aangegeven dat hier ruimte is voor een "klein aanvullend woongebied", overweegt de Afdeling dat hieruit niet volgt dat de voorziene ontwikkeling hier niet gebouwd kan worden. De Afdeling volgt [appellant sub 2] daarom niet in zijn stelling dat het plan in strijd is met de Structuurvisie. Ook doet zich naar het oordeel van de Afdeling geen strijd voor met de gemeentelijke stedenbouwkundige visie, omdat, zoals in paragraaf 2.5.2 van de plantoelichting staat, het plangebied in de Stedenbouwkundige visie is aangewezen als toekomstige woonlocatie. Daarnaast is in paragraaf 2.5.3 ingegaan op het Landschapsontwikkelingsplan uit 2008 van de gemeenten Deventer, Raalte en Olst-Wijhe. In deze paragraaf staat dat het landschapsontwikkelingsplan geen uitspraken doet over de locatiekeuze en wijze van uitbreiden, zodat het door [appellant sub 2] gestelde feit dat de locatie Molenweg daarin niet als uitbreidingslocatie is genoemd, naar het oordeel van de Afdeling ook niet betekent dat het plangebied niet mag worden bebouwd.
De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het door [appellant sub 2] genoemde gemeentelijk beleid in de weg staat aan het realiseren van woningen aan de Molenweg.
Het betoog slaagt niet.
Molenweg
6.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad de infrastructuur rond het plangebied anders moet inrichten, omdat de voorziene ontsluiting van de nieuwe wijk recht tegenover hun woning hinder tot gevolg zal hebben vanwege de autokoplampen die bij [appellant sub 1] het huis in kunnen schijnen. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad ten onrechte niet gekozen voor de aanleg van een rotonde, in dat geval kan de ontsluiting tegenover zijn woning vervallen.
[appellant sub 1] betoogt ook dat de raad in strijd met het vertrouwensbeginsel handelt. De projectleider van domein Samenleving heeft volgens [appellant sub 1] toegezegd dat zij de ontsluiting van het plangebied meer wil laten aansluiten op De Spade. Ook heeft zij mondeling toegezegd dat er een haag wordt geplaatst om het naar binnen schijnen van koplampen te verminderen. Deze toezeggingen zijn niet zwart op wit bevestigd, en ook niet opgenomen in de nota van zienswijzen.
[appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar trillinghinder. Hij vreest voor trillinghinder door extra verkeer over de Molenweg wanneer drempels/plateaus worden aangebracht op de weg. Ook voert [appellant sub 2] aan dat wegversmallingen tot verkeersonveilige situaties kunnen leiden.
[appellant sub 2] betoogt verder dat de Molenweg ten onrechte buiten het plangebied is gelaten. De Molenweg moet worden aangepast vanwege de voorziene woonwijk en had daarom volgens [appellant sub 2] opgenomen moeten worden in het plangebied.
6.1.    De raad wijst erop dat voor de herinrichting van de Molenweg een apart traject wordt gevolgd. De raad wil van de Molenweg een 30 km/u-weg maken, en kruispunten en wegversmallingen toevoegen. De raad geeft hier de voorkeur aan, in plaats van de aanleg van een rotonde. Vanwege de bereikbaarheid heeft de Veiligheidsregio namelijk aangegeven dat de wijk in ieder geval drie ontsluitingswegen moet hebben. Vanwege de 30 km/u inrichting van de Molenweg heeft een andere ontsluiting dan via één rotonde de voorkeur van de raad. Vier aansluitingen op de Molenweg acht de raad passend binnen een 30 km/u regime.
De raad stelt verder dat de huidige bestemming "Verkeer" die aan de gronden van de Molenweg is toegekend genoeg ruimte biedt voor eventuele verkeersmaatregelen en dat de weg daarom niet in het plangebied opgenomen hoeft te worden. De raad stelt dat in plaats van plateaus wegversmallingen aangebracht zullen worden op de Molenweg, maar dat dit los staat van de bestemmingsplanprocedure.
De raad stelt verder dat op basis van een schetsmodel een doorrekening is gedaan naar eventuele trillinghinder. Plateaus voldoen volgens de raad aan de richtlijnen, maar leveren volgens computerberekeningen matige trillinghinder op. Daarom heeft de gemeente wegversmallingen op de Molenweg voorgesteld.
Ook stelt de raad dat alle ontsluitingswegen zo zijn voorzien dat ze niet rechtstreeks tegenover een bestaande woning uitkomen, maar tussen de bestaande woningen in. Ook wordt voorzien in het planten van een haag om eventuele lichthinder te voorkomen.
6.2.    Paragraaf 4.4 van de plantoelichting gaat in op het aspect verkeer. Daarin staat dat de Molenweg zal worden ingericht als 30 km/u-gebied met meerdere kruispunten, waardoor de snelheid wordt geremd en niet al het verkeer wordt geclusterd op één aansluiting. Niet is gekozen voor een aansluiting van de wijk via één rotonde, omdat dat niet past bij een 30 km/u-weg en dan een te groot aantal verkeersdeelnemers te hard zal blijven rijden, aldus de plantoelichting. In de plantoelichting staat verder dat in de grondexploitatie voor de nieuwe wijk geld is gereserveerd om verkeersmaatregelen, zoals kruispunten en eventuele extra snelheidsremmende maatregelen, in overleg met omwonenden, voor de Molenweg te nemen.
6.3.    De Afdeling stelt voorop dat de inrichting van de Molenweg in deze procedure niet voorligt. De raad heeft naar voren gebracht dat verschillende maatregelen om de Molenweg verkeersveiliger te maken passen binnen de bestemming die daarvoor geldt, zodat daarvoor geen bestemmingswijziging nodig is. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad de Molenweg daarom niet op te nemen in het plangebied. Uit door de raad overgelegde stukken volgt verder dat de raad inmiddels een nieuwe grens van de bebouwde kom op de Molenweg heeft vastgesteld, waardoor de Molenweg langs het plangebied deel uitmaakt van de bebouwde kom. De weg zal verder volgens een inmiddels door het college van burgemeester en wethouders genomen verkeersbesluit als een 30 km/u-weg worden ingericht met onder meer wegversmallingen en visuele kruispuntplateaus in rood asfalt. Bij dat besluit is toegelicht dat op basis van onderzoek naar trillingen - dat naar aanleiding van zorgen bij omwonenden is uitgevoerd - wordt gekozen voor kruispuntplateaus die niet verhoogd zijn, maar uitsluitend visueel herkenbaar zijn. De raad heeft er op gewezen dat deze besluiten inmiddels onherroepelijk zijn. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat met de genoemde maatregelen, het plan wat betreft de aspecten verkeer en trilling niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen.
De raad heeft ook stukken overgelegd waaruit blijkt dat de ontsluitingsweg tegen de woning van [appellant sub 1] wat is verlegd ten opzichte van het stedenbouwkundig plan, en dat afspraken zijn gemaakt over het planten van een haag om lichthinder te voorkomen. In een e-mail van 24 april 2023 is toegezegd dat een wintergroene haag geplaatst zal worden. Ter zitting heeft de raad dit nogmaals toegezegd, en aangegeven dat de gemeente de haag op grond van de gemeente zal plaatsen en zal onderhouden. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake zal zijn van onevenredige hinder bij [appellant sub 1]. Ook heeft de raad niet in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld.
De betogen slagen niet.
Informatie raadsleden
7.       [appellant sub 2] betoogt dat de besluitvorming over het bestemmingsplan ondeugdelijk tot stand is gekomen. Volgens [appellant sub 2] heeft een wethouder onjuiste informatie aan de raadsleden verstrekt. Bij de raadsleden is namelijk de suggestie gewekt dat na de vaststelling van het plan eventueel nog ruimte is voor inpassing van een rotonde. Dit is echter niet juist omdat in dat geval aan een deel van de gronden met een woonbestemming de bestemming "Verkeer" toegekend had moeten worden.
7.1.    De raad stelt dat de wethouder geen foutieve informatie aan de raadsleden heeft gegeven. Een kleine rotonde is wel inpasbaar, maar niet geschikt voor het zware verkeer dat ook gebruik maakt van de Molenweg. De gemeente heeft in haar stedenbouwkundig plan een bewuste keuze gemaakt voor vier ontsluitingen op de Molenweg. Een kleine rotonde is, zoals door de wethouder aangegeven, wel inpasbaar, maar niet wenselijk, aldus de raad.
7.2.    In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken bij de raad. De aanleg van een kleine rotonde is volgens de raad nog steeds wel inpasbaar, maar hier is niet voor gekozen.
Het betoog slaagt niet.
Waardedaling woning
8.       [appellant sub 1] betoogt dat zijn woning in waarde zal dalen door de vaststelling van het plan, omdat zijn woning zijn gunstige ligging verliest vanwege het verlies aan vrij uitzicht. Hierbij wijst [appellant sub 1] erop dat hij in 1994 een meerprijs heeft betaald vanwege de gunstige ligging van de woning.
8.1.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 1] betreft, overweegt de Afdeling dat er geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor eventuele tegemoetkoming in planschade voor [appellant sub 1] bestaat een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Het betoog slaagt niet.
Samensmelting vakantiepark
9.       [appellant sub 2] betoogt dat de voorziene ontwikkeling er toe leidt dat op termijn samensmelting met het vakantiepark ten noorden van het plangebied zal plaatsvinden. Hierbij wijst [appellant sub 2] erop dat de gemeente permanente bewoning op het vakantiepark toestaat.
9.1.    De Afdeling stelt vast dat het voorliggende plan niks wijzigt aan de bestemming van het vakantiepark. Eventuele gevolgen die [appellant sub 2] daarvan vreest, kunnen in het kader van een eventueel voor het recreatiepark nog vast te stellen plan aan de orde komen. Verder is in het nu voorliggende plan voorzien in een strook tussen het recreatiepark en de nieuwe woonwijk waaraan de bestemming "Groen" is toegekend. Het recreatiepark kan daarom niet via het plangebied worden ontsloten omdat op grond van de planregels op deze strook geen wegen mogen worden aangelegd.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10.     De beroepen zijn ongegrond.
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzitter
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023
944